Diagnose en behandeling van kinderen en adolescenten met familiaire hypercholesterolemie
Familial hypercholesterolaemia in children and adolescents from 48 countries: a cross-sectional study
Literatuur - European Atherosclerosis Society Familial Hypercholesterolaemia Studies Collaboration - Lancet. 2023 Dec 12:S0140-6736(23)01842-1 [Online ahead of print]. doi: 10.1016/S0140-6736(23)01842-1Introductie en methoden
Achtergrond
Voor patiënten met familiaire hypercholesterolemie (FH) kunnen identificatie in de kindertijd en vroegtijdige behandeling het risico op vroegtijdige ASCVD verminderen [1-6]. Slechts 2,1% van de volwassenen met FH werd echter gediagnosticeerd in hun kindertijd of adolescentie [1].
Doel van de studie
Het doel van de studie was om kinderen en adolescenten met heterozygote FH (HeFH) te karakteriseren en op feiten gebaseerde inzichten te verschaffen die richting kunnen geven aan toekomstig volksgezondheidsbeleid voor de opsporing en behandeling van FH op jonge leeftijd.
Methoden
Voor deze crosssectionele studie verzamelden de auteurs gegevens op individueel niveau van kinderen en adolescenten in de leeftijd<18 jaar met een klinische of genetische diagnose van HeFH op het moment van opname in het register van de European Atherosclerosis Society Familial Hypercholesterolaemia Studies Collaboration (FHSC) in de periode 1 oktober 2015-31 januari 2021. Gegevens in dit register werden verzameld uit 55 regionale of nationale registers in 48 landen. Exclusiecriteria waren een diagnose op basis van een zelfgerapporteerde voorgeschiedenis van FH of vermoedelijke secundaire hypercholesterolemie, evenals een onbehandelde LDL-c-waarde ≥13,0 mmol/l. Van de 63.093 personen in het FHSC-register waren er 11.848 (18,8%) <18 jaar die ook HeFH hadden.
Uitkomstmaat
De belangrijkste uitkomst was het beoordelen van de huidige identificatie- en behandelmethoden voor kinderen en adolescenten met FH.
Belangrijkste resultaten
Diagnose
- Van 11.235 geïncludeerde kinderen en adolescenten hadden 10.099 (89,9%) een definitieve genetisch bevestigde diagnose van FH en 1136 (10,1%) een klinische diagnose. Gegevens over een genetisch bevestigde of klinische diagnose ontbraken voor 613 van 11.848 personen (5,2%).
- Een genetische diagnose kwam vaker voor bij personen uit landen met een hoog inkomen (9427/10.202 (92,4%)) dan bij kinderen en adolescenten uit landen zonder hoog inkomen (199/415 (48,0%)).
- Van 10.804 geïncludeerde kinderen en adolescenten waren 3414 (31,6%) een indexcasus.
- De mediane leeftijd bij de FH-diagnose was 9,1 jaar (IQR: 5,3-13,0), terwijl de mediane leeftijd bij opname in het register 9,6 jaar was (IQR: 5,8-13,2).
- Kinderen en adolescenten die waren gediagnosticeerd op basis van klinische criteria die zijn bedoeld voor gebruik bij volwassenen, hadden een hogere mediane LDL-c-waarde (DLCN-criteria: 5,24 mmol/l; IQR: 4,94-5,53; MEDPED-criteria: 5,13 mmol/l; IQR: 4,90-5,27) dan personen met alleen een genetische FH-diagnose (4,34 mmol/l; IQR: 4,27-4,42). Daarentegen vertoonden degenen bij wie de diagnose was gesteld aan de hand van klinische criteria die waren aangepast voor kinderen en adolescenten, een mediane LDL-c-concentratie (Simon Broome-criteria: 4,50 mmol/l; IQR: 4,06-4,96; JAS-criteria: 4,50 mmol/l; IQR: 4,03-6,31) die vergelijkbaar was met die van genetisch gediagnosticeerde personen.
- Als de (niet-aangepaste) DLCN-criteria waren gebruikt, zou 50-75% van de kinderen en adolescenten die direct via een genetische test waren opgespoord, zijn gemist. Bij gebruik van de (aangepaste) Simon Broome-criteria zou 28-55% van de kinderen met een genetische diagnose zijn gemist.
Klinische kenmerken
- Klassieke FH-gerelateerde lichamelijke symptomen (waaronder arcus lipoides en xanthoom), HVZ-risicofactoren (waaronder hypertensie en diabetes) en HVZ (waaronder coronairlijden en beroerte) waren zeldzaam in de studiepopulatie, hoewel deze kenmerken vaker voorkwamen in landen zonder hoog inkomen in vergelijking met landen met een hoog inkomen.
Behandeling
- Ten tijde van opname in het register gebruikten 7903 van 11.046 deelnemers (71,6%) geen lipidenverlagende medicatie. Hun mediane LDL-c-waarde was 5,00 mmol/l (IQR: 4,05-6,08), vergeleken met 4,35 mmol/l (IQR: 3,44-5,34) bij degenen die wel lipidenverlagende therapie kregen (n=3143; 28,5%).
- Bij personen die geen lipidenverlagende medicatie gebruikten, was de mediane LDL-c-waarde het hoogst op de leeftijd van 2-3 jaar (5,97 mmol/l; IQR: 5,04-6,90).
- Statines werden voorgeschreven aan 814 van 2799 deelnemers (29,1%), 154 van 2724 personen kregen ezetimibe (5,7%) en 10 van 2871 (0,4%) gebruikten een PCSK9-remmer. De vaakst voorgeschreven statines waren atorvastatine (43,2%), simvastatine (24,4%) en rosuvastatine (18,4%).
- Na correctie voor leeftijd en combinatiebehandeling met statine en ezetimibe was de kans op het bereiken van de LDL-c-streefwaarde (<3,4 mmol/l) lager bij meisjes dan bij jongens (aangepaste OR: 0,74; 95%BI: 0,61-0,90). Combinatietherapie met statine en ezetimibe was geassocieerd met een verhoogde kans om LDL-c <3,4 mmol/l te behalen vergeleken met geen therapie (aangepaste OR: 1,83; 95%BI: 1,19-2,82).
Conclusie
Deze internationale, crosssectionele registratiestudie in 48 landen toonde dat de meeste kinderen en adolescenten met HeFH geen indexcasus waren, wat waarschijnlijk een weerspiegeling was van het gebruik van cascadescreening voor getroffen volwassen familieleden. Aangezien klassieke diagnostische kenmerken van FH (bijvoorbeeld lichamelijke symptomen en vroegtijdige HVZ) zeldzaam waren bij kinderen en adolescenten, was de diagnose afhankelijk van LDL-c-metingen of genetische bevestiging. Ten tijde van opname in het register kreeg ~70% van de deelnemers geen lipidenverlagende therapie.
De verdeling van LDL-c-waarden naar leeftijd suggereerde dat de LDL-c-concentratie kan worden gebruikt om personen met FH al in het eerste levensjaar te identificeren. De auteurs zijn echter van mening dat de LDL-c-afkapwaarden die momenteel worden gebruikt voor verschillende klinische criteria moeten worden aangepast om te voorkomen dat potentiële diagnoses worden gemist bij personen <18 jaar. Hun “studie suggereert dat initiële screening op basis van de LDL-c-waarde gevolgd zou moeten worden door een genetische test (waar deze beschikbaar en toegankelijk is), om de diagnose van kinderen en adolescenten met een mild fenotype te ondersteunen”. Bovendien zullen kinderen en adolescenten met FH, als ze eenmaal zijn geïdentificeerd, “vaker gebruik moeten maken van en zich levenslang beter moeten houden aan hoogintensieve statine- of combinatietherapieën” om de aanbevolen LDL-c-streefwaarde te bereiken, net als volwassenen.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: