Plaqueregressie geassocieerd met minder MACE

In een systematische review en meta-regressieanalyse was een afname van het atherosclerotische-plaquevolume (PAV) van 1% geassocieerd met een 25% lagere kans op MACE vergeleken met de controlebehandeling, wat PAV een potentiële surrogaatmarker voor HVZ-risicoreductie maakt.

Atherosclerotic Coronary Plaque Regression and Risk of Adverse Cardiovascular Events: A Systematic Review and Updated Meta-Regression Analysis
Literatuur - Iatan I, Guan M, Humphries KH, et al. - JAMA Cardiol. 2023 Oct 1;8(10):937-945. doi: 10.1001/jamacardio.2023.2731

Introductie en methoden

Achtergrond

Lipidenverlagende behandelingen hebben een gunstig effect op de samenstelling van coronaire plaques, zelfs bij patiënten met een MI [1,2]. Maar het effect van vermindering van atherosclerotische plaques op de klinische uitkomsten moet nog worden vastgesteld [3].

Doel van de studie

Het doel van de studie was om de associatie tussen coronaire-plaqueregressie zoals beoordeeld met intravasculaire echografie (intravascular ultrasound, IVUS) en het optreden van MACE te evalueren.

Methoden

Voor deze systematische review en meta-regressieanalyse voerden de auteurs een uitgebreide, systematische zoekactie uit naar Engelstalige artikelen die in de periode juli 2001-juli 2022 waren gepubliceerd in PubMed, Embase, het Cochrane Central Register of Controlled Trials en Web of Science. Ze selecteerden 23 prospectieve klinische studies naar lipidenverlagende behandelingen die de verandering in het procentuele atheroomvolume (PAV) of plaquevolume, zoals beoordeeld met IVUS, bij aanvang van de studie en bij follow-up rapporteerden en die expliciet de aan- of afwezigheid van een component van MACE (MI, beroerte, TIA, instabiele angina pectoris of totale sterfte) beschreven.

De studiepopulatie bestond uit in totaal 7407 patiënten. Van de 23 studies waren er 5 placebogecontroleerd en 18 omvatten een breed scala aan soorten en doses lipidenverlagende behandeling. De mediane follow-upduur was 44 weken (bereik: 11-104).

Uitkomstmaat

De associatie tussen de gerapporteerde gemiddelde verandering in PAV en het aandeel van MACE op studiearmniveau werd beoordeeld.

Belangrijkste resultaten

  • In de 46 studiearmen varieerde de gemiddelde verandering in het PAV van -5,6% (SD: 5,5%) tot 3,1% (SD: 6,2%). Het aantal MACE varieerde van 0 tot 72 per studiearm (0 events voor 17 studiearmen (37%), 1-2 events voor 9 studiegroepen (20%) en ≥3 events voor 20 studiegroepen (43%)).
  • In het niet-gecorrigeerde model was een afname van 1% van het gemiddelde PAV geassocieerd met een 17% lagere kans op het ontwikkelen van MACE (OR: 0,83; 95%BI: 0,71-0,98; P=0,03).
  • Multivariabele analyse (met correctie voor PAV bij studieaanvang, LDL-c-waarde bij studieaanvang, studieduur en leeftijd) toonde een niet-significante afname van 14% van de kans op MACE per 1% afname van het gemiddelde PAV (gecorrigeerde OR: 0,86; 95%BI: 0,75-1,00; P=0,050). Na verdere aanpassing voor hypertensie, diabetes, roken en type patiënt (d.w.z.: met stabiel vs. acuut coronair syndroom) was de OR 0,81 (95%BI: 0,68-0,96; P=0,01).
  • Wanneer alleen studies met zowel een interventie- als controlearm werden geselecteerd (de referentiegroep kreeg lipidenverlagende achtergrondtherapie of een lipidenbehandeling met een lagere intensiteit), was een afname van 1% van de PAV-verandering tussen de interventie- en controlearmen in individuele studies geassocieerd met een afname van 25% van de kans op MACE (OR: 0,75; 95%BI: 0,56-1,00; P=0,046).
  • Er was aanzienlijke heterogeniteit in de associatie tussen de PAV-verandering en waargenomen MACE tussen de studies (χ²=193,5; P<0,001). De geschatte intraklassecorrelatiecoëfficiënt (2,9%) suggereerde echter dat de variabiliteit tussen studies niet in grote mate bijdroeg aan de totale variabiliteit.

Conclusie

In deze systematische review en meta-regressieanalyse was regressie van het volume van atherosclerotische plaques van 1%, zoals beoordeeld met IVUS, geassocieerd met een vermindering van 25% van de kans op MACE vergeleken met de controlebehandeling. De auteurs menen dat hun bevindingen aangeven dat de PAV-verandering mogelijk een surrogaatmarker is voor HVZ-risicoreductie, hoewel de waargenomen heterogeniteit tussen studies verder onderzoek rechtvaardigt.

Referenties

1. Räber L, Ueki Y, Otsuka T, et al; PACMAN-AMI Collaborators. Effect of alirocumab added to high-intensity statin therapy on coronary atherosclerosis in patients with acute myocardial infarction. JAMA. 2022;327(18):1771-1781. doi:10.1001/jama.2022.5218

2. Nicholls SJ, Kataoka Y, Nissen SE, et al. Effect of evolocumab on coronary plaque phenotype and burden in statin-treated patients following myocardial infarction. JACC Cardiovasc Imaging. 2022;15(7):1308-1321. doi:10.1016/j.jcmg.2022.03.002

3. Costanzo P, Perrone-Filardi P, Vassallo E, et al. Does carotid intima-media thickness regression predict reduction of cardiovascular events? A meta-analysis of 41 randomized trials. J Am Coll Cardiol. 2010;56(24):2006-2020. doi:10.1016/j.jacc.2010.05.059

Vind dit artikel online op JAMA Cardiol.

Registreren

We zijn blij te zien dat je geniet van CVGK…
maar wat dacht u van een meer gepersonaliseerde ervaring?

Registreer gratis