DOAC’s tonen vergelijkbare werkzaamheid maar verschillende veiligheid bij kankergerelateerde trombose
Comparing Anticoagulation Strategies for Venous Thromboembolism Associated With Active Cancer: A Systematic Review and Meta-Analysis
Literatuur - Fujisaki T, Sueta D, Yamamoto E, et al. - JACC: CardioOncol. 2024 Jan 9 [Online ahead of print]. doi: 10.1016/j.jaccao.2023.10.009Introductie en methoden
Achtergrond
Bij patiënten met actieve kanker is kankergerelateerde trombose de op een na belangrijkste doodsoorzaak [1]. In de recentste ESC-richtlijnen voor cardio-oncologie wordt het gebruik van apixaban, edoxaban, rivaroxaban en parenterale antistolling aanbevolen voor de behandeling van patiënten met kankergerelateerde trombose [2]. Het is echter nog onduidelijk of de werkzaamheid en veiligheid tussen deze DOAC’s voor de behandeling van veneuze trombo-embolie (VTE) bij patiënten met actieve kanker verschillen [3,4].
Doel van de studie
De auteurs onderzochten de werkzaamheid en veiligheid van meerdere antistollingsstrategieën, met speciale aandacht voor het vergelijken van DOAC’s, bij patiënten met actieve kanker en VTE.
Methoden
Voor deze systematische review en netwerkmeta-analyse zochten de auteurs naar literatuur in PubMed, Embase en Cochrane Central. Ze identificeerden daarbij 17 RCT’s waarin antistollingsstrategieën werden onderzocht (VKA’s, parenterale antistolling (bijvoorbeeld laagmoleculair-gewicht heparine en fondaparinux) en DOAC’s (dabigatran, apixaban, edoxaban en rivaroxaban)) voor de behandeling en recidiefpreventie van kankergerelateerde VTE bij patiënten met actieve kanker. De netwerkmeta-analyse omvatte in totaal 6623 patiënten, met een gemiddelde gewogen follow-upduur van 7,8 maanden (SD: 2,9).
Uitkomstmaten
De primaire werkzaamheidsuitkomstmaat was recidiverende VTE, gedefinieerd als een samengestelde uitkomst van objectief bevestigde fatale en niet-fatale longembolie of diepe veneuze trombose (DVT). Secundaire werkzaamheidsuitkomstmaten waren alleen recidiverende longembolie en alleen recidiverende DVT.
De primaire veiligheidsuitkomstmaat bestond uit ernstige bloedingen, gedefinieerd als een samengestelde uitkomst van fatale bloeding, daling van de hemoglobinewaarde ≥2 g/dl, transfusie van ≥2 U verpakte rode bloedcellen of bloeding op een kritieke plaats. Secundaire veiligheidsuitkomstmaten waren door de studie gedefinieerde klinisch relevante niet-ernstige bloedingen en een samengestelde uitkomst van ernstige bloedingen of klinisch relevante niet-ernstige bloedingen.
Belangrijkste resultaten
Werkzaamheid
- Tussen de DOAC’s (16 studies) was er geen significant verschil in het optreden van de primaire werkzaamheidsuitkomstmaat van recidiverende VTE. Er werd geen significante heterogeniteit (I²=0%; P=0,73) of inconsistentie (P=0,35) tussen de studies waargenomen.
- Wanneer alle 4 de DOAC’s werden samengevoegd in een gevoeligheidsanalyse, was de DOAC-groep geassocieerd met een verlaagd risico op VTE vergeleken met parenterale antistolling (HR: 0,70; 95%BI: 0,54-0,89) en VKA’s (HR: 0,45; 95%BI: 0,33-0,61).
- Op basis van de P-scores stond apixaban op de eerste plaats voor deze uitkomstmaat, gevolgd door edoxaban, rivaroxaban en dabigatran, terwijl parenterale antistolling en VKA’s een lagere rangorde kregen.
- Voor recidiverende longembolie (9 studies) werden geen significante verschillen gevonden tussen de 6 antistollingsstrategieën (I²=0%; P=0,98; inconsistentie niet beoordeeld vanwege beperkt aantal geïncludeerde studies).
- Voor recidiverende DVT (8 studies) waren er geen significante verschillen tussen de DOAC’s (I²=0%; P=0,61; inconsistentie niet beoordeeld).
Veiligheid
- Apixaban was geassocieerd met een verlaagd risico op de primaire veiligheidsuitkomstmaat ernstige bloedingen vergeleken met edoxaban (HR: 0,38; 95%BI: 0,15-0,93), maar er was geen significant verschil tussen apixaban en dabigatran of rivaroxaban (vergelijking van 16 studies: I²=10,9%; P=0,33; inconsistentie: P=0,36).
- Op basis van de P-scores stond apixaban op de eerste plaats voor deze uitkomstmaat, gevolgd door dabigatran en rivaroxaban. Parenterale antistolling, VKA’s en edoxaban stonden lager op de ranglijst.
- Rivaroxaban was geassocieerd met een verhoogd risico op klinisch relevante niet-ernstige bloedingen vergeleken met edoxaban (HR: 3,24; 95%BI: 1,10-9,58) en met parenterale antistolling (HR: 3,76; 95%BI: 1,43-9,88) (vergelijking van 5 studies: I²=37,1%; P=0,19; inconsistentie: P=0,15).
- Voor de samengestelde uitkomst van ernstige bloedingen of klinisch relevante niet-ernstige bloedingen waren er geen significante verschillen tussen de DOAC’s (vergelijking van 9 studies: I²=0%; P=0,62; inconsistentie; P=0,81).
Conclusie
Deze systematische review en netwerkmeta-analyse onder patiënten met actieve kanker en VTE liet zien dat hoewel DOAC’s een vergelijkbare werkzaamheid van de behandeling en recidiefpreventie van VTE vertoonden, hun veiligheidsprofielen ten aanzien van bloedingen verschilden. Apixaban leek een antitrombotisch voordeel te bieden zonder verhoogd bloedingsrisico.
De auteurs menen dat hun “nieuwe bevindingen bewijs leveren voor het mogelijke preferentiële gebruik van apixaban boven edoxaban of rivaroxaban bij patiënten met actieve kanker en VTE [hoewel] deze 3 middelen in de recente richtlijnen in gelijke mate worden aanbevolen voor kankergerelateerde VTE.”
Deel deze pagina met collega's en vrienden: