Gunstige effecten van DOAC’s bij oudere patiënten met AF, ook als zij HF hebben
Clinical outcomes and anticoagulation therapy in elderly non-valvular atrial fibrillation and heart failure patients
Literatuur - Ikeda S, Hiasa K, Inoue H, et al. - ESC Heart Fail. 2024 Jan 11. doi: 10.1002/ehf2.14550Achtergrond
AF en HF komen vaak samen voor bij patiënten, met name bij ouderen, en dit kan de prognose van patiënten met AF beïnvloeden [1-5]. Zowel een oude leeftijd als HF zijn geassocieerd met een verminderde nierfunctie, hogere incidentie van persistente of permanente AF en antiplaatjestherapie [4, 6-8], wat invloed kan hebben op klinische uitkomsten bij patiënten met AF. Het is onduidelijk of de real-world-effectiviteit van antistollingtherapie beïnvloed wordt bij oudere patiënten met AF en HF.
Doel van de studie
Deze studie had als doel om (1) te bepalen of de aanwezigheid van HF in oudere (≥75 jaar) patiënten met niet-valvulaire AF invloed heeft op klinische uitkomsten, en (2) te evalueren wat de effectiviteit is van DOAC’s versus warfarine op klinische uitkomsten bij oudere patiënten met niet-valvulaire AF met of zonder HF.
Methoden
Het Japanse ANAFIE-register was een multicentrische, prospectieve, observationele studie dat 33,062 oudere patiënten met niet-valvulaire AF (≥75 jaar) voor 2 jaar volgde. Exclusiecriteria waren: patiënten met cardiovasculaire events zoals beroerte of MI; ziekenhuisopname voor HF; elke bloeding die leidde tot een ziekenhuisopname tot 1 maand eerder; levensverwachting <1 jaar. De huidige analyse includeerde data van 32,275 patiënten. Vergelijkingen werden gemaakt tussen patiënten met HF (n=12.116) en zonder HF (n=20.159) bij studieaanvang, en tussen patiënten die DOAC gebruikten (n= 7780 in de HF-groep; n=13.805 in de niet-HF-groep) of wafarine gebruikten (n=3592 in de HF-groep; n=4461 in de niet-HF groep) bij studieaanvang.
Uitkomstmaten
Klinische uitkomstmaten waren beroerte/systemische embolie, ernstige bloeding, HF-ziekenhuisopname of cardiovasculaire sterfte, cardiovasculaire events, cardiovasculaire sterfte, sterfte door alle oorzaken en de som van klinische uitkomsten.
Belangrijkste resultaten
- Vergeleken met de afwezigheid van HF was de aanwezigheid van HF bij oudere patiënten met AF geassocieerd met HF-ziekenhuisopnames of cardiovasculaire sterfte (aangepaste HR: 1,94; 95%BI: 1,78-2,12; P<0.001), cardiovasculaire events (aangepaste HR: 1,59; 95%BI: 1,48-1,71; P<0.001), cardiovasculaire sterfte (aangepaste HR: 1,59; 95%BI: 1,48-1,71; P<0.001), sterfte door alle oorzaken (aangepaste HR: 1,32; 95%BI: 1,21-1,45; P<0.001) en som van klinische uitkomsten (aangepaste HR: 0,96; 95%BI: 1,14-1,32; P<0.001), maar niet met beroerte/systemische embolie (aangepaste HR: 0,96; 95%BI: 0,83-1,10; P=0,56) of ernstige bloedingen (aangepaste HR: 1,14; 95%BI: 0,96-1,35; P=0,13).
- DOAC-gebruik was geassocieerd met een lager risico op klinische uitkomsten bij ouderen met AF vergeleken met warfarine gebruik, ongeacht de HF-status. De aangepaste HR’s waren, respectievelijk, bij patiënten met HF vs. zonder HF: 0,86 vs. 0,79 voor beroerte/systemische embolie [P voor interactie=0,56]; 0,71 vs. 0,75 voor ernstige bloedingen [P voor interactie=0,74]; 0,81 vs. 0,78 voor HF-hospitalisaties of cardiovasculaire sterfte [P voor interactie=0,26]; 0,83 vs. 0,82 voor cardiovasculaire events [P voor interactie=0,65]; 0,84 vs. 0,75 voor cardiovasculaire sterfte [P voor interactie=0,18]; 0,89 vs. 0,80 voor sterfte door alle oorzaken [P voor interactie=0,91]; en 0,88 vs. 0,81 voor de som van klinische uitkomsten [P voor interactie=0,21].
Conclusie
Bij oudere patiënten met niet-valvulaire AF (≥75 jaar) in het ANAFIE-register was de aanwezigheid van HF geassocieerd met een hoger risico op cardiovasculaire events en sterfte vergeleken met de afwezigheid van HF. Het gebruik van DOAC’s was geassocieerd met een lager risico op klinische uitkomsten bij deze patiënten vergeleken met het gebruik van warfarine, ongeacht of hartfalen aanwezig was of niet. De auteurs concluderen dat “deze analyses het gebruik van DOAC's bij oudere patiënten met non-valvulair AF zouden kunnen aanmoedigen, zelfs bij patiënten met een geschiedenis van HF”.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: