Seriële hs-TnI-waarden voorspellen sterfterisico na ziekenhuisopname voor vermoeden van ACS
Serial troponin-I and long-term outcomes in subjects with suspected acute coronary syndrome
Literatuur - Pareek M, Kristensen AMD, Vaduganathan M, et al. - Eur J Prev Cardiol. 2023 Dec 6:zwad373 [Online ahead of print]. doi: 10.1093/eurjpc/zwad373Introductie en methoden
Achtergrond
Van de personen met aanwijzingen voor ACS hadden degenen met aanhoudend verhoogde hs-TnT-waarden het hoogste sterfterisico, zoals onlangs bleek uit een Deens, retrospectief cohortonderzoek [1]. Bovendien was het sterfterisico op korte termijn, maar niet op lange termijn, in de subgroep hoger bij degenen met een relatieve stijging van de hs-TnT-concentratie >20% tussen de eerste en tweede bepaling vergeleken met een kleinere stijging of een daling. Het is echter onduidelijk of deze conclusie kan worden geëxtrapoleerd naar de concentratie van hs-TnI.
Doel van de studie
De auteurs beoordeelden de prognostische implicaties met betrekking tot mortaliteit van de hs-TnI-waarde en de relatieve procentuele verandering daarin van de eerste naar de tweede bepaling, ongeacht of de waarde bij presentatie normaal of verhoogd was, bij personen met een vermoeden van ACS.
Methoden
Dit was een retrospectieve cohortstudie op basis van gegevens op individueel deelnemersniveau uit 4 Deense nationale gezondheidsregisters. De auteurs identificeerden 20.609 personen met een eerste ziekenhuisopname voor MI, instabiele angina, observatie voor vermoeden van MI, of pijn op de borst in de periode van 2012-2019. Studiedeelnemers hadden 2 hs-TnI-bepalingen, die met een tussenperiode van ≥1 uur tot ≤7 uur waren verkregen op enig moment tijdens dezelfde ziekenhuisopname.
Uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat was totale sterfte. Secundaire uitkomstmaten waren MI en coronaire revascularisatie (PCI of CABG).
Belangrijkste resultaten
- Van 0-30 dagen was het gestandaardiseerde absolute sterfterisico het hoogst bij personen met 2 verhoogde hs-TnI-concentraties (n=4820; 8,00%; 95%BI: 7,25-8,25%) en het laagst bij degenen met 2 normale hs-TnI-concentraties (n=14.853; 0,46%; 95%BI: 0,35-0,56%). Hetzelfde patroon werd gezien voor het gestandaardiseerde absolute sterfterisico van 31-365 dagen (respectievelijk 11,11%; 95%BI: 10,20-12,02% en 2,65%; 95%BI: 2,39-2,90%).
- In geen van deze groepen werd het sterftecijfer beïnvloed door de mate van relatieve verandering van hs-TnI-concentratie tussen de metingen.
- Het gestandaardiseerde absolute sterfterisico na 30 dagen had een intermediair niveau bij personen met een stijgende hs-TnI-concentratie (d.w.z.: ze gingen van een normale naar verhoogde concentratie; n=867; risico: 1,97%; 95%BI: 1,05-2,88%) en degenen met een dalende concentratie (d.w.z.: ze gingen van een verhoogde naar normale concentratie; n=69; risico: 3,81%; 95%BI: 0-8,12%). Hetzelfde patroon gold voor het gestandaardiseerde absolute sterfterisico van 31-365 dagen (respectievelijk 6,09%; 95%BI: 4,49-7,70% en 3,99%; 95%BI: 0-8,49%).
- Bij personen met een stijgende hs-TnI-waarde was een stijging >50% geassocieerd met een verhoogd gestandaardiseerd relatief sterfterisico na 30 dagen (9,65 × 10⁷; 95%BI: 1,17 × 10⁶-1,92 × 10⁸) en een verlaagd risico in de periode van 31-365 dagen (0,56; 95%BI: 0,17-0,95) vergeleken met degenen met een daling van 20% tot een stijging van 20%.
Conclusie
In deze Deense, retrospectieve, registergebaseerde cohortstudie bij personen met een vermoeden van ACS en 2 hs-TnI-bepalingen binnen 1-7 uur was het risico op totale sterfte het hoogst bij personen met aanhoudend verhoogde hs-TnI-waarden en het laagst bij degenen met 2 normale waarden. Het sterfterisico werd in geen van deze groepen beïnvloed door de grootte van de relatieve verandering van de eerste naar de tweede meting. Studiedeelnemers met een relatieve stijging >50% tussen de 2 hs-TnI-bepalingen hadden een verhoogd sterfterisico na 30 dagen en een verlaagd risico na 1 jaar vergeleken met degenen met een minder uitgesproken stijging.
De auteurs zijn van mening dat de gecombineerde bevindingen van hun eerdere onderzoek naar hs-TnT [1] en de huidige studie “suggereren dat hooggevoelig troponine-I mogelijk beter is in het onderscheiden van het sterfterisico tussen personen die zich presenteren met een normaal versus een stijgend patroon, terwijl hooggevoelig troponine-T nauwkeuriger is in het identificeren van personen met een myocardinfarct wanneer de waarden aanhoudend verhoogd zijn”.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: