Micro- en nanoplastics zijn aanwezig in atheromen en zijn geassocieerd met CV-events
Microplastics and Nanoplastics in Atheromas and Cardiovascular Events
Literatuur - Marfella R, Prattichizzo F, Sardu C, et al. - N Engl J Med. 2024 Mar 7;390(10):900-910. doi: 10.1056/NEJMoa2309822Introductie en methoden
Achtergrond
Recente preklinische studies (in menselijke cellen of weefsels en diermodellen) hebben laten zien dat micro- en nanoplastics (MNP’s) een potentiële risicofactor zijn voor HVZ [1]. Er is echter geen bewijs voor infiltratie van MNP’s in vasculaire afwijkingen bij mensen, noch is een verband aangetoond tussen de aanwezigheid van MNP’s en HVZ.
Doel van de studie
Het doel van de studie was om de aanwezigheid van MNP’s in atherosclerotische plaques uit menselijke carotisarteriën te onderzoeken en na te gaan of hun aanwezigheid geassocieerd is met cardiovasculaire events.
Methoden
In deze prospectieve observationele studie werden 304 opeenvolgende patiënten die een carotisendarterectomie ondergingen voor asymptomatische, extracraniële, hooggradige (>70%) stenose van de arteria carotis interna geïncludeerd in 3 Italiaanse ziekenhuizen in de periode augustus 2019-juli 2020. De aanwezigheid van 11 MNP’s (microplastics zijn deeltjes<5 mm en nanoplastics zijn deeltjes <1000 nm) werd gemeten in monsters van de geëxcideerde carotisplaques met pyrolyse-gaschromatografie-massaspectrometrie, elektronenmicroscopie en stabiele isotopenanalyse. De aanwezigheid van ontstekingsbiomarkers (IL-18, IL-1β, IL-6, TNF-α) werd beoordeeld met ELISA, terwijl het collageengehalte en de CD3- en CD68-concentratie werden onderzocht met een immunohistochemisch assay. De gemiddelde ± SD follow-upduur was 33,7 ± 6,9 maanden.
Uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat was een samengestelde uitkomst van niet-fataal MI, niet-fatale beroerte of totale sterfte. Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de concentratie van ontstekingsbiomarkers, collageen, CD3 en CD68 in plaquemonsters.
Belangrijkste resultaten
Aanwezigheid van micro- en nanoplastics
- Van de 257 patiënten die de follow-up voltooiden, hadden 150 (58,4%) een detecteerbare hoeveelheid polyethyleen in de geëxcideerde carotisplaque (gemiddelde: 21,7 ± 24,5 μg/mg), van wie 31 (12,1%) ook een meetbare hoeveelheid polyvinylchloride hadden (gemiddelde: 5,2 ± 2,4 μg/mg).
- Bij transmissie-elektronenmicroscopische analyse van 10 willekeurig gekozen monsters die positief waren voor zowel polyethyleen als polyvinylchloride, werden deeltjes met gekartelde randen die waarschijnlijk van vreemde oorsprong waren, geïdentificeerd in schuimige macrofagen die aanwezig waren in de atheromateuze plaque en ook in het amorfe materiaal van de plaque. Bijna al deze deeltjes waren <1 μm (waarschijnlijk enkele nanometers) groot.
- Uit scanning-elektronenmicroscopie bleek dat sommige van deze deeltjes chloor bevatten.
- Lineaire regressieanalyse liet een correlatie zien tussen de hoeveelheid polyethyleen en de expressie van ontstekingsbiomarkers, collageen, en CD3 en CD68 (de laatste zijn markers van respectievelijk lymfocyten- en macrofageninfiltratie).
Associatie van micro- en nanoplastics met cardiovasculaire events
- De incidentie van de primaire uitkomstmaat (d.w.z.: niet-fataal MI, niet-fatale beroerte of totale sterfte) was 20,0% (30/150) in de groep patiënten met bewijs voor MNP’s (6,1 events per 100 patiëntjaren) en 7,5% (8/107) in de groep zonder bewijs voor MNP’s (2,2 events per 100 patiëntjaren). De HR gecorrigeerd voor HVZ-risicofactoren na 34 maanden follow-up was 4,53 (95%BI: 2,00-10,27; P<0,001).
- Wanneer de MNP-concentraties werden geanalyseerd als een continue variabele, was er een associatie met de primaire uitkomstmaat.
Conclusie
Deze Italiaanse, prospectieve, observationele studie onder patiënten met een asymptomatische carotisaandoening die een carotisendarterectomie ondergingen, toonde dat bij bijna 60% polyethyleen detecteerbaar was in de geëxcideerde carotisplaque en dat 12% ook een meetbare hoeveelheid polyvinylchloride had. Patiënten met bewijs voor MNP’s hadden een hoger risico op MI, beroerte of totale sterfte na een follow-upduur van 34 maanden dan degenen bij wie geen MNP’s werden gedetecteerd.
De auteurs benadrukken dat hun resultaten geen bewijs zijn voor causaliteit: “de associatie tussen de aanwezigheid van MNP’s in plaques en de incidentie van een samengestelde uitkomst van hart- en vaatziekten of overlijden kan ook het risico inhouden van blootstelling aan andere resterende, ongemeten verstorende variabelen, zoals onbekende blootstellingen tijdens de levensloop van de patiënt of, in bredere zin, de gezondheidsstatus en het gedrag van de patiënten”. Ze wijzen er ook op dat “ondanks de genomen preventieve maatregelen, laboratoriumbesmetting niet met zekerheid kan worden uitgesloten”.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: