Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Prognostische markers voor identificatie van ATTR-CM-patiënten met hoger sterfterisico

Stratifying Disease Progression in Patients With Cardiac ATTR Amyloidosis

Literatuur - Ioannou A, Cappelli F, Emdin M, et al. - J Am Coll Cardiol. 2024 Mar 1;83(14):1276-1291. doi: 10.1016/j.jacc.2023.12.036

Introductie en methoden

Achtergrond

Transthyretine-gemedieerde amyloïdcardiomyopathie (ATTR-CM) is een progressieve en dodelijke ziekte die wordt gekenmerkt door de afzetting van amyloïde fibrillen, die bestaan uit verkeerd gevouwen TTR-aggregaten, in het myocardium. Om te kunnen beslissen over de behandeling, is er dringend behoefte aan breed toepasbare markers van ziekteprogressie.

Onlangs werd een stijging van de NT-proBNP-waarde geïdentificeerd als een marker van ziekteprogressie in een klein cohort van patiënten met niet-erfelijke (wildtype) ATTR-CM [1], maar dit moet nog worden gevalideerd bij patiënten met de erfelijke vorm en bij patiënten die een ziektemodificerende behandeling krijgen. Poliklinische intensivering van diuretica (outpatient diuretic intensification, ODI) heeft een directe invloed op de NT-proBNP-waarde en is een sterke onafhankelijke voorspeller van de prognose bij patiënten met HF [2-4], vergelijkbaar met een verhoging van de NT-proBNP-waarde [5].

Doel van de studie

De auteurs beoordeelden het prognostische belang van een NT-proBNP-stijging en ODI als markers van ziekteprogressie in een groot cohort van patiënten met ATTR-CM.

Methoden

Dit was een retrospectieve, multinationale, longitudinale studie van 2275 patiënten die waren gediagnosticeerd met ATTR-CM in 7 gespecialiseerde verwijscentra in de periode 2005-2022. De studiepopulatie werd verdeeld in een ontwikkelingscohort, dat bestond uit patiënten van het National Amyloidosis Centre (NAC) cohort in Londen in het Verenigd Koninkrijk (n=1598), en een extern validatiecohort, bestaande uit patiënten van de overige 6 centra (VS (1), Oostenrijk (1) en Italië (4); n=677). In het NAC-cohort hadden 1110 patiënten (68,8%) wildtype ATTR-CM (wtATTR-CM), 252 patiënten (15,8%) p.(V142I) erfelijke ATTR-CM (hATTR-CM) en 236 patiënten (14,8%) niet-p.(V142I) hATTR-CM. ODI werd gedefinieerd als de start van lisdiuretica of verhoging van de dosis (furosemide-equivalent) na de diagnose.

Uitkomstmaten

In landmark-overlevingsanalyses werd de relatie onderzocht van NT-proBNP-progressie (gedefinieerd als NT-proBNP-stijging >700 ng/l en >30%) of ODI na 1 jaar met totale sterfte vanaf het moment van de follow-upbeoordeling na 1 jaar.

Belangrijkste resultaten

NT-proBNP-progressie

Poliklinische intensivering van diuretica

Combinatie van NT-proBNP-progressie en poliklinische intensivering van diuretica

Conclusie

Deze retrospectieve, multinationale, longitudinale studie liet zien dat bij circa 1 op de 3 patiënten met ATTR-CM NT-proBNP-progressie (d.w.z.: NT-proBNP-stijging >700 ng/l en >30%) of ODI was waargenomen in het eerste jaar na de diagnose. Zowel NT-proBNP-progressie als ODI, en vooral de combinatie van beide, waren geassocieerd met een verhoogd sterfterisico na het eerste jaar. De auteurs zijn van mening dat “het combineren van beide variabelen een eenvoudig, universeel toepasbaar model oplevert dat ziekteprogressie detecteert” bij ATTR-CM.

Referenties

Toon referenties

Vind dit artikel online op J Am Coll Cardiol.

Deel deze pagina met collega's en vrienden: