Agressieve lisdiureticumtherapie heeft geen invloed op het voorschrijven van GDMT na acuut HF

In een PUSH-AHF-substudie onder patiënten opgenomen voor acuut HF was er geen verschil in het percentage patiënten dat GDMT kreeg bij ontslag of de bereikte GDMT-doses tussen de groep met natriurese-geleide therapie en die met standaardzorg.

Deze samenvatting is gebaseerd op de publicatie van Voors AA, Damman K, Beldhuis IE, et al. - Discharge Medication After Natriuresis-Guided Dosing of Diuretic Therapy in Patients Hospitalized for Acute Heart Failure: A PUSH-AHF Substudy. JACC Heart Fail. 2025 Jan;13(1):179-181. doi: 10.1016/j.jchf.2024.09.018

Introductie en methoden

Achtergrond

Onlangs toonde de PUSH-AHF-studie (Pragmatic Urinary Sodium-Based Treatment Algorithm in Acute Heart Failure) dat door natriurese geleide diuretische therapie de natriurese en diurese verbeterde bij patiënten die in het ziekenhuis waren opgenomen voor acuut HF (AHF) vergeleken met standaardzorg [1]. Deze gepersonaliseerde aanpak ging echter gepaard met een grotere daling van de eGFR gedurende de eerste 3 dagen, die bij ontslag wel was afgezwakt [2]. Er bestaan zorgen over de mogelijkheid dat tijdelijke vermindering van de nierfunctie leidt tot een vertraagde start en optitratie van GDMT.

Doel van de studie

In een substudie van de PUSH-AHF-studie vergeleken de auteurs het percentage patiënten dat GDMT kreeg bij ontslag en de behaalde GDMT-doses bij gehospitaliseerde AHF-patiënten die werden behandeld met natriurese-geleide therapie versus standaardzorg.

Methoden

De PUSH-AHF-studie was een prospectieve, monocentrische, pragmatische open-label-RCT waarin 310 patiënten met AHF die behandeld moesten worden met intraveneuze lisdiuretica werden gerandomiseerd naar natriurese-geleide therapie of standaardzorg. In de studiearm met natriurese-geleide therapie werd de diureticumbehandeling geïntensiveerd volgens een vooraf gespecificeerde stapsgewijze aanpak bij patiënten met een lage natriumwaarde (<70 mmol/l) of onvoldoende diurese (<150 ml/h) en werd deze behandeling gehandhaafd bij patiënten met voldoende decongestieve respons.

Belangrijkste resultaten

  • Het percentage patiënten dat bij ontslag werd behandeld met een ACE-remmer/ARB/ARNI, MRA of SGLT2-remmer verschilde niet tussen de groep met natriurese-geleide therapie en de standaardzorggroep (alle P>0,05).
  • Het mediane percentage van de aanbevolen GDMT-doses bij ontslag verschilde niet tussen patiënten die waren gerandomiseerd naar natriurese-geleide therapie en degenen die waren toegewezen aan de standaardzorg (alle P>0,05).
  • Bovendien waren de incidentie van nadelige events, waaronder verslechtering van HF en verslechtering van de nierfunctie, en de frequentie van ernstige nadelige events vergelijkbaar in de 2 behandelgroepen.

Conclusie

In deze substudie van de PUSH-AHF-studie onder in het ziekenhuis opgenomen AHF-patiënten was er geen verschil in het percentage patiënten dat GDMT kreeg bij ontslag of de bereikte GDMT-doses tussen de groep met natriurese-geleide therapie en die met standaardzorg. De auteurs zijn daarom van mening dat “een geïntensiveerde diuretische strategie die bij patiënten resulteert in een tijdelijke afname van de nierfunctie niet in strijd is met de bewezen strategie van vroege en snelle optitratie van GDMT.”

Vind dit artikel online op JACC Heart Fail.

Referenties

  1. Ter Maaten JM, Beldhuis IE, van der Meer P, et al. Natriuresis-guided diuretic therapy in acute heart failure: a pragmatic randomized trial. Nat Med. 2023;29:2625–2632.
  2. Damman K, Beldhuis IE, van der Meer P, et al. Renal function and natriuresis guided diuretic therapy—a prespecified analysis from the PUSH-AHF trial. Eur J Heart Fail. 2024;26(6):1347–1357.
Registreren

We zijn blij te zien dat je geniet van CVGK…
maar wat dacht u van een meer gepersonaliseerde ervaring?

Registreer gratis