Cardiorespiratoire fitheid gerelateerd aan levensduur in mannen van middelbare leeftijd zonder CVD

De prospectieve Copenhagen Male studie volgde mannen zonder CVD voor 46 jaar en toonde aan dat cardiorespiratoire fitheid dosis-afhankelijk gecorreleerd is aan levensduur.

Midlife cardiorespiratory fitness and the long-term risk of mortality
Literatuur - Clausen JSR, Marott JL, Holtermann A et al. - JACC 2018; 72(9) DOI: 10.1016/j.jacc.2018.06.045

Introductie en methoden

Sinds halverwege de 20e eeuw heeft onderzoek uitgewezen dat lichaamsbeweging en cardiorespiratoire fitheid (CRF) omgekeerd geassocieerd zijn met cardiovasculaire ziekte (CVD) en mortaliteit, en dat zelfs een kleine toename van CRF al geassocieerd is met een significant lager risico op mortaliteit [1-3]. CRF wordt gemeten als maximale zuurstofopname (V02-max) per minuut per kilogram lichaamsgewicht, wat geschat kan worden met niet-inspanningsalgoritmen en inspanningstesten [4,5]. Er is echter schaarste aan bewijs voor de associatie tussen CRF en CV en algemene sterfte [4,6]. Deze sub-analyse van de Copenhagen Male studie onderzocht daarom de relatie tussen CRF en mortaliteit in werkende mannen van middelbare leeftijd zonder CVD.

Deze analyse van de prospectieve Copenhagen Male cohortstudie (1970-1971) includeerde 5.107 mannen van 40-59 jaar, die werden gevolgd voor 46 jaar. Eerste metingen omvatten bloeddruk, lengte en gewicht. CRF (V02-max gecorrigeerd voor leeftijd) werd geschat met Åstrand’s nomogram, door middel van een standaard fiets-ergometertest. Hartslag werd gemeten met behulp van een stethoscoop en stopwatch tijdens stabiele inspanning, met 100, 150 en 200 W als workload, gebaseerd op het gewicht en de lengte of de hartslag van de deelnemer in de eerste minuut van de test. Een arts ondervroeg de deelnemers bij inclusie en een vragenlijst werd gebruikt om CV risicofactoren, zelfgerapporteerde lichaamsbeweging (hoog/matig/laag), rookgedrag (nooit/ voormalig/huidig) en alcoholinname (hoog/matig/laag), en familiaire coronaire hartziekte, hypertensie en diabetes in te schatten. Algemene gezondheidsstatus en eerdere CVD werden geëvalueerd gedurende het interview. Vitale status werd uit het Danish national Central Person Register gehaald, en sterfte door CVD uit het Danish Register of Causes of Death. Voor deze analyse, werden alle deelnemers met zelfgerapporteerde bestaande CVD bij baseline uitgesloten.

Omdat V02-max afneemt met leeftijd, ontwikkelden de auteurs een leeftijd-gestandaardiseerde V02-max om deelnemers te kunnen categoriseren op CRF-waarden: onder het laagste limiet van normaal (BLLN), normaal laag (LN), normaal hoog (HN) en boven hoogste limiet van normaal (AULN). De eindpunten waren algemene sterfte en CV sterfte.

Belangrijkste resultaten

Baseline karakteristieken

  • Hogere CRF was geassocieerd met lagere prevalentie van hypertensie, lagere BMI en lagere alcoholconsumptie. Deelnemers met hogere CRF hadden meer lichaamsbeweging en zij rookten vaker, in vergelijking met deelnemers in de lagere CRF categorie.

Algemene sterfte

  • Hogere CRF-waarden waren geassocieerd met langere levensduur (P-trend tussen categorieën <0.001).
  • Na correctie voor leeftijd, was LN CRF geassocieerd met 3.0 jaar (95%CI: 1.6-4.3, P<0.001), HN CRF met 4.2 jaar (95%CI: 2.8-5.6, P<0.001), en AULN CRF met 6.4 jaar (95%CI: 4.6-8.3, P<0.001) langere levensduur, in vergelijking met deelnemers uit de BLLN CRF categorie.
  • Na multivariabele correctie, was LN CRF geassocieerd met 2.1 jaar (95%CI: 0.7-4.4, P<0.002), HN CRF met 2.9 jaar (95%CI: 1.5-4.2, P<0.001), en AULN CRF met 4.9 jaar (95%CI: 3.1-6.7, P<0.001) langere levensduur, in vergelijking met deelnemers uit de BLLN CRF categorie. Alle schattingen tussen categorieën lieten sterk significante verschillen tussen de categorieën zien (alle P≤0.002).
  • Na volledige correctie, was elke 1mL/(kg x min) toename in V02max geassocieerd met een 45 dagen (95%CI: 30-61, P<0.001) langere levensduur wanneer V02max als continue variabele werd gezien.

CV mortaliteit met concurrerend risico

  • CRF-waarden waren omgekeerd geassocieerd met cumulatieve incidentie van CV mortaliteit.
  • Na correctie voor leeftijd, was LN CRF geassocieerd met 3.3 jaar (95%CI: 1.8-4.9, P<0.001), HN CRF met 4.4 jaar (95%CI: 2.9-5.9, P<0.001) en AULN CRF met 6.7 jaar (95%CI: 4.6-8.9, P<0.001) langere levensduur, in vergelijking met deelnemers uit de BLLN CRF categorie.
  • Na volledige correctie, was LN CRF geassocieerd met 2.2 jaar (95%CI: 0.7-3.9, P<0.001), HN met 2.6 jaar (95%CI: 1.0-4.1, P<0.001) en AULN met 4.5 jaar (95%CI: 2.4-6.6, P<0.001) langere levensduur, in vergelijking met deelnemers uit de BLLN CRF categorie.
  • Na multivariabele correctie, was elke 1mL/(kg x min) toename in V02max geassocieerd met een 30 dagen (95%CI: 14-49, P<0.001) langere levensduur.
  • In een concurrerend-risicomodel met niet-CV mortaliteit als het concurrerende risico, waren alle schattingen niet-significant (alle P>0.15) en met V02max als continu model, was de geschatte coëfficiënt 0.000 (95%CI: -0.002 tot 0.002, P=0.97), wat suggereert dat de relatie tussen CRF en mortaliteit niet specifiek is voor CV mortaliteit.

Sensitiviteitsanalyse

  • Om de rol van omgekeerd oorzakelijk verband te beoordelen, werden alle mannen die binnen de eerste tien jaar van de follow-up overleden uitgesloten, waardoor een studiepopulatie van 4,728 mannen overbleef.
  • Na volledige correct, was LN CRF geassocieerd met een 1.8 jaar (95%CI: 0.6-3.1, P-0.003), HN CRF met een 2.6 jaar (95%CI: 1.4-3.9, P<0.001), en AULN CRF met een 4.3 jaar (95%CI: 2.6-5.9, P<0.001) langere levensduur, in vergelijking met deelnemers uit de BLLN CRF categorie.

Conclusie

Deze prospectieve studie naar gemeten CRF, en langste follow-up tot nu toe, toonde een sterke en dosis-afhankelijke associatie aan tussen verhoogde CRF-niveaus en levensduur in gezonde mannen van middelbare leeftijd. Levensduur was niet specifiek gerelateerd aan CV mortaliteit en CV oorzaken. Deze bevindingen laten zien dat de voordelen van hogere CRF in midlife uitbreidt naar een latere periode van het leven, wat suggereert dat gezondheidsberoepsoefenaars fitness-bevorderende lichaamsbeweging zouden moeten aanbevelen om volksgezondheid te verbeteren en om gezonde veroudering te bevorderen.

Redactioneel commentaar

In hun redactionele commentaar [7], bediscussiëren Stamatakis et al. dat de studie van Clausen et al. herhaalde CRF metingen mist, wat mogelijk tot overschatting van de onafhankelijke associaties tussen CRF en toekomstig mortaliteitsrisico heeft geleid, en data van fysieke inspanning tijdens het werk en CRF in termen van risico op algemene sterfte mist. Daarna bespreken ze de vertaling van deze resultaten naar boodschappen voor volksgezondheid en klinische praktijk, waaronder de positieve effecten van minder krachtige inspanning op algemene en CVD sterfte. Ze concluderen: ‘’De studie van Clausen et al. heeft uitstekend gebruik gemaakt van historische databronnen en heeft bijgedragen aan belangrijke antwoorden op de vraag of CRF geassocieerd is met lange-termijn risico op sterfte’. (…) Ongeacht of de gevonden associaties causaal of voorspellend waren, ondersteunt de huidige studie het gebruik van CRF als klinisch vitaal signaal. Incidentele lichaamsbeweging, zoals actieve mobiliteitin de minder fitte en minder actieve groepen van de populatie van middelbare leeftijd, is een veilige investering die waarschijnlijk tot verbeteringen in CRF leidt en zeker levens zal redden.

Referenties

1. Erikssen G, Liestøl K, Bjørnholt J, Thaulow E, Sandvik L, Erikssen J. Changes in physical fitness and changes in mortality. Lancet 1998;352:759-62.

2. Blair SN, Kohl HW III, Barlow CE, Paffenbarger RS Jr., Gibbons LW, Macera CA. Changes in physical fitness and all-cause mortality. A prospective study of healthy and unhealthy men. JAMA 1995;273,1093-8.

3. Paffenbarger RS Jr., Blair SN, Lee IM. A history of physical activity, cardiovascular health and longevity: the scientific contributions of Jeremy N. Morris, DSc, DPH, FRCP. Int J Epidemiol 2001;30:1184-92.

4. Kodama S, Saito K, Tanaka S, et al. Cardiorespiratory fitness as quantitative predictor of all-cause mortality and cardiovascular events in healthy men and women: a meta-analysis. JAMA 2009;301:2014-35.

5. Stamatakis E, Hamer M, O’Donovan G, Batty GD, Kivimaki M. A non-exercise testing method for estimating cardiorespiratory fitness: associations with all-cause and cardiovascular mortality in a pooled analysis of eight population-based cohorts. Eur Heart J 2013;34:750-8.

6. Ross R, Blair SN, Arena R, et al. American Heart Association Physical Activity Committee of the Council on Lifestyle and Cardiometabolic Health; Council on Clinical Cardiology; Council on Epidemiology and Prevention; Council on Cardiovascular and Stroke Nursing, Council on Functional Genomics and Translational Biology; Stroke Council. Importance of assessing cardiorespiratory fitness in clinical practice: a case for fitness as a clinical vital sign: a scientific statement from the American Heart Association. Circulation 2016;134:e653-99.

7. Stamatakis E, Koster A and Mork PJ. Cardiorespiratory Fitness and Long-Term Mortality. JACC 2018;72:9

Vind dit artikel online op JACC

Registreren

We zijn blij te zien dat je geniet van CVGK…
maar wat dacht u van een meer gepersonaliseerde ervaring?

Registreer gratis