Causaal verband tussen verhoogde bloeddruk en risico op AF

05/03/2021

Deze Mendeliaanse randomisatiestudie laat zien dat het verband tussen verhoogde bloeddruk en risico op AF waarschijnlijk causaal is en onafhankelijk van ischemische hartziekte en obesitas.

The relationship between blood pressure and risk of atrial fibrillation: a Mendelian randomization study.
Literatuur - Georgiopoulos G, Ntritsos G, Stamatelopoulos K, et al. - Eur J Prev Cardiol. 2021 Feb 9:zwab005. doi: 10.1093/eurjpc/zwab005

Introductie en methoden

Atriumfibrilleren (AF) is de meest voorkomende cardiale aritmie en is geassocieerd met een verhoogd risico op ziekenhuisopname, HF, beroerte, en sterfte [1,2]. Grote longitudinale cohortstudies hebben verschillende mogelijke risicofactoren voor incidente AF gevonden, waaronder veroudering, roken, alcoholmisbruik, hypertensie, obesitas, diabetes, MI, en HF [3-6]. Vooral de ernst en duur van hypertensie zijn zeer belangrijke risicofactoren bij new-onset AF.

Op basis van observationele studies, meta-analyses en secundaire analyses van RCTs bij patiënten met hypertensie, bevelen richtlijnen bloeddrukverlagende therapie aan voor de preventie van AF [1,2]. Maar ondanks de sterke associatie is het lastig om een causaal verband vast te stellen tussen hypertensie en AF, omdat ze gevoelig zijn voor systemische fouten en mogelijk verstoord worden door verschillende risicofactoren [6-8]. Een verhoogde BP bijvoorbeeld, is geassocieerd met ouderdom, maar veroudering is ook een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van AF [6-8]. Deze verstorende factoren belemmeren epidemiologische studies bij het leggen van causale verbanden tussen BP en AF.

Mendeliaanse randomisatie (MR) is naar voren gekomen als een geschikte methode om causale verbanden te onderzoeken. Deze methode heeft minder vaak last van verstorende elementen, omdat tijdens de bevruchting allelen willekeurig worden toebedeeld waardoor een gebalanceerde verdeling van genotypen ontstaat. Bovendien is MR minder gevoelig voor omgekeerde causaliteit, omdat genotypen niet beïnvloed worden door de aanwezigheid van een aandoening. Deze studie voerde grootschalige MR analyses uit op functionele genetische varianten die gerelateerd waren met BP om een mogelijk causaal verband aan te tonen tussen BP waarden en risico op het ontwikkelen van AF.

Uit de UK Biobank en de International Consortium of Blood Pressure Genome Wide Association Study (ICBP-GWAS) werden bevestigde en onafhankelijke genetische varianten verzameld die functioneel geassocieerd waren met BP. Van de 901 varianten, waren 894 SNPs beschikbaar uit een AF genetica GWAS met 60620 AF cases en 970216 controles van Europese afkomst [14]. Deze genetische varianten (266 SNPs voor systolische BP, 345 SNPs voor diastolische BP, en 283 SNPs voor polsdruk) werden gebruikt in drie aparte case-control MR analyses om een mogelijk causaal verband te vinden tussen DBP, SBP, en polsdruk en risico op het ontwikkelen van AF. Er werd uitgegaan van 3 belangrijke aannames bij de MR analyses: 1) de SNPs moeten sterk geassocieerd zijn met BP, 2) de genetische varianten mogen de uitkomst alleen beïnvloeden via hun effect op BP, en 3) varianten mogen geen verstorend effect hebben op de associatie tussen BP en AF [15]. Om dubbele cases en controles te vermijden werd alleen de ICBP-GWAS gebruikt om causale effecten van BP op AF te schatten. De MR-Egger regressiemethode en MR pleiotrophy residual sum and outlier (MR-PRESSO) test werden toegepast om de robuustheid van de resultaten te testen.

Belangrijkste resultaten

  • Een verhoging van 1 mm Hg SBP was causaal geassocieerd met een 1.8% verhoogd AF risico (OR 1.018, 95% CI: 1.012-1.024, P<0.001).
  • MR-analyse toonde aan dat een toename van 1 mm Hg DBP causaal geassocieerd was met een 2.6% verhoogd risico op AF (OR 1.026, 95% CI: 1.016-1.035, P <0.001).
  • 1 mm Hg toename in polsdruk was causaal geassocieerd met een 1.4% verhoogd risico op AF (OR 1.014, 95% CI: 1.001-1.028, P=0.003).
  • Sensitiviteitsanalyse toonde robuustheid aan van de resultaten.
  • Na correctie van SNPs die geassocieerd waren met ischemische hartziekte en obesitas, was het causale verband tussen AF en BP vergelijkbaar met de hoofdanalyseresultaten (SBP: OR 1.020, 95% CI: 1.014-1.026, n=251 SNPs; DBP: OR 1.029, 95% CI: 1.019-1.039, n=332 SNPs; en polsdruk: OR 1.015, 95% CI: 1.001-1.029, n=272 SNPs).

Conclusie

Deze MR studie leverde bewijs dat er een mogelijk causaal verband is tussen een verhoogde BP en risico op het ontwikkelen van AF. De associatie tussen BP en AF omvatte zowel SBP, DBP, als polsdruk. Het verband tussen BP en AF was onafhankelijk van de aanwezigheid van een ischemische hartziekte en obesitas.

De auteurs stellen dat adequate BP regulatie bij de algemene populatie een effectieve langetermijnstrategie zou kunnen zijn voor de preventie van AF en de bijbehorende complicaties.

Referenties

1. Kirchhof P, Benussi S, Kotecha D, et al. 2016 ESC Guidelines for the management of atrial fibrillation developed in collaboration with EACTS. Eur Heart J 2016;37:2893–2962.

2. January CT, Wann LS, Calkins H, et al. 2019 AHA/ACC/HRS focused update of the 2014 AHA/ACC/HRS guideline for the management of patients with atrial fibrillation. Heart Rhythm 2019;16:e66–e93.

3. Alonso A, Krijthe BP, Aspelund T, et al. Simple risk model predicts incidence of atrial fibrillation in a racially and geographically diverse population: the CHARGE-AF Consortium. J Am Heart Assoc 2013;18:e000102.

4. Chamberlain AM, Alonso A, Gersh BJ, et al. Multimorbidity and the risk of hospitalization and death in atrial fibrillation: a population-based study. Am Heart J 2017;185:74–84.

5. Schnabel RB, Sullivan LM, Levy D, et al. Development of a risk score for atrial fibrillation (Framingham Heart Study): a community-based cohort study. Lancet 2009;373:739–745.

6. Schnabel RB, Yin X, Gona P, et al. 50 year trends in atrial fibrillation prevalence, incidence, risk factors, and mortality in the Framingham Heart Study: a cohort study. Lancet 2015;386:154–162.

7. Kim YG, Han K, Choi JI, et al. Non-genetic risk factors for atrial fibrillation are equally important in both young and old age: a nationwide population-based study. Eur J Prev Cardiol 2020;doi:10.1177/2047487320915664.

8. Kim YG, Han K-D, Choi J-I, et al. Impact of the duration and degree of hypertension and body weight on new-onset atrial fibrillation: a nationwide population-based study. Hypertension 2019;74:e45–e51.

9. Davey Smith G, Ebrahim S. ‘Mendelian randomization’: can genetic epidemiology contribute to understanding environmental determinants of disease? Int J Epidemiol 2003;32:1–22.

10. Evangelou E, Warren HR, Mosen-Ansorena D et al. the Million Veteran Program. Genetic analysis of over 1 million people identifies 535 new loci associated with blood pressure traits. Nat Genet 2018;50:1412–1425.

11. Sudlow C, Gallacher J, Allen N, et al. UK Biobank: an open access resource for identifying the causes of a wide range of complex diseases of middle and old age.PLoS Med 2015;12:e1001779.

12. International Consortium for Blood Pressure Genome-Wide Association Studies; Ehret GB, Munroe PB, Rice KM, et al. Genetic variants in novel pathways influence blood pressure and cardiovascular disease risk. Nature 2011;478:103–109.

13. Wain LV, Vaez A, Jansen R, et al. Novel blood pressure locus and gene discovery using genome-wide association study and expression data sets from blood and the kidney. Hypertension 2017;doi: 10.1161/HYPERTENSIONAHA.117.09438.

14. Nielsen JB, Thorolfsdottir RB, Fritsche LG, et al. Biobankdriven genomic discovery yields new insight into atrial fibrillation biology. Nat Genet 2018;50:1234–1239.

15. Egger M, Smith GD, Phillips AN. Meta-analysis: principles and procedures. BMJ 1997;315:1533-1537.

Vind dit artikel online op Eur J Prev Cardiol

Register

We're glad to see you're enjoying CVGK…
but how about a more personalized experience?

Register for free