Consistent voordeel met SGLT2-remmer bij ischemisch en niet-ischemisch HFrEF
Een post-hoc analyse van de EMPEROR-Reduced-studie toonde aan dat de effecten van empagliflozine op cardiovasculaire en renale uitkomsten consistent waren bij patiënten met ischemisch en niet-ischemisch HFrEF.
Impact of Empagliflozin in Heart Failure With Reduced Ejection Fraction in Patients With Ischemic Versus Nonischemic CauseLiteratuur - Shahzeb Khan M, Butler J, Anker SD, et al. - J Am Heart Assoc. 2023 Jan 3;12(1):e027652. doi: 10.1161/JAHA.122.027652.
Introductie en methoden
Achtergrond en doel van de studie
De EMPEROR-Reduced-studie toonde eerder aan dat empagliflozine het gecombineerde risico op CV-sterfte of ziekenhuisopname voor HF verlaagde bij patiënten met HFrEF, vergeleken met placebo [1]. De huidige post-hoc-analyse onderzocht of de behandeleffecten van empagliflozine op cardiovasculaire en renale uitkomsten varieerden tussen patiënten met ischemisch HFrEF en patiënten met niet-ischemisch HFrEF.
Methoden
De EMPEROR-Reduced-studie includeerde HFrEF-patiënten met NYHA klasse II tot IV en LVEF ≤ 40%, die ofwel in de afgelopen 12 maanden in het ziekenhuis waren opgenomen voor HF of verhoogde NT-proBNP-waarden hadden (≥600 pg/ml, ≥1000 pg/ml of ≥ 2500 pg/ml bij patiënten met respectievelijk LVEF ≤ 30%, 31% tot 35% of 36% tot 40%). In totaal werden 3730 patiënten gerandomiseerd (1:1) naar behandeling met empagliflozine of placebo. Informatie over de oorzaak van HF werd door de onderzoeker gerapporteerd en werd verkregen uit het casusrapportformulier. Van de gerandomiseerde patiënten hadden 1929 (51,7%) ischemisch HFrEF en 1801 (48,3%) niet-ischemisch HFrEF. Onder degenen met niet-ischemisch HFrEF, was de oorzaak van HFrEF het vaakst gerelateerd aan idiopathische gedilateerde cardiomyopathie (n=637, 35,4%), gevolgd door een hypertensieve oorzaak (n=506, 28,1%), hartklepaandoening (n=105, 5,8%), een diabetische oorzaak (n=47, 2,6%) en alcoholisme (n=41, 2,3%). In totaal werden 506 patiënten (28,1%) geclassificeerd in de categorie ‘andere niet-ischemische oorzaken’.
Uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat was de tijd tot het eerste event van CV-sterfte of ziekenhuisopname voor HF. De belangrijkste secundaire uitkomstmaten waren het totale aantal HF-ziekenhuisopnames en de mate van afname van eGFR. De samengestelde renale uitkomstmaat was de noodzaak van chronische dialyse of niertransplantatie, of een afname van de eGFR met ≥40%, of een aanhoudende eGFR van<15 ml/min/1,73 m² of <10 ml/min/1,73 m² als de eGFR respectievelijk ≥30 ml/min/1,73 m² of <30 ml/ min/1,73 m² was bij aanvang van de studie. De gezondheidsstatus werd onderzocht met behulp van de Kansas City Cardiomyopathy Questionnaire - Clinical Summary Score (KCCQ-CSS). Veiligheidsuitkomsten waren hypotensie, volumedepletie, botbreuken, hypoglykemie en nadelige events die leidden tot stoppen van het gebruik van het geneesmiddel.
Belangrijkste resultaten
- Van de patiënten die placebo kregen, hadden patiënten met ischemisch HFrEF geen significant hoger risico op de primaire uitkomst in vergelijking met patiënten met niet-ischemisch HFrEF.
- Het behandeleffect van empagliflozine op de primaire uitkomstmaat was consistent bij patiënten met een ischemische en met een niet-ischemische oorzaak van HFrEF. Empagliflozine verlaagde de primaire uitkomstmaat in vergelijking met placebo zowel bij patiënten met een ischemische oorzaak (HR: 0,82, 95%CI: 0,68-0,99) als bij degenen met een niet-ischemische oorzaak (HR: 0,67, 95%BI: 0,55-0,82; P voor interactie=0,149).
- De effecten van empagliflozine op de belangrijkste secundaire uitkomstmaten van totaal aantal HF-ziekenhuisopnames en de snelheid van afname van eGFR waren ook consistent bij patiënten met en zonder een ischemische oorzaak. Empagliflozine verminderde het risico op totaal aantal HF-ziekenhuisopnames in vergelijking met placebo bij patiënten met ischemisch HFrEF (HR: 0,73, 95%CI: 0,56-0,95) en bij patiënten met niet-ischemisch HFrEF (HR: 0,66, 95%BI: 0,60-0,88, P voor interactie=0,620). De placebo-gecorrigeerde verandering van de eGFR-helling was 1,57 (95%BI: 0,70-2,44) bij patiënten met een ischemische oorzaak en 1,93 (95%BI: 1,01-2,86) bij patiënten met een niet-ischemische oorzaak (P voor interactie=0,572).
- Het effect van empagliflozine op de samengestelde renale uitkomstmaat werd ook niet significant beïnvloed door de oorzaak van HFrEF (HR: 0,42, 95%BI: 0,24-0,74 bij ischemisch HFrEF en HR: 0,62, 95%BI: 0,31-1,23 bij niet-ischemisch HFrEF; P voor interactie=0,399).
- Empagliflozine verbeterde de KCCQ-CSS in ischemisch HFrEF (+1,70, +0,79 en +1,07 op 12, 32 en 52 weken) en niet-ischemisch HFrEF (+2,21, +1,96 en +2,22 op 12, 32 en 52 weken; P voor interactie=0,61).
- Er waren geen significante verschillen in nadelige events in de empagliflozine-arm tussen patiënten met ischemisch HFrEF en patiënten met niet-ischemisch HFrEF.
Conclusie
Deze post-hoc analyse van de EMPEROR-Reduced-studie liet zien dat de oorzaak van HFrEF (ischemisch vs. niet-ischemisch) geen invloed had op de behandelvoordelen van empagliflozine op cardiovasculaire en renale uitkomstmaten.
Referenties
1. Packer M, Anker SD, Butler J, Filippatos G, Pocock SJ, Carson P, Januzzi J, Verma S, Tsutsui H, Brueckmann M, et al. Cardiovascular and renal outcomes with empagliflozin in heart failure. N Engl J Med. 2020;383:1413–1424. doi: 10.1056/NEJMoa2022190