Effect van finerenon bij HFmrEF/HFpEF is consistent, ongeacht aanwezigheid van obesitas

Finerenon verminderde cardiovasculaire sterfte of HF-verslechtering vergeleken met placebo bij HFmrEF/HFpEF-patiënten ongeacht de BMI bij studieaanvang, met mogelijk een groter effect bij degenen met een hogere BMI, zoals blijkt uit een vooraf gespecificeerde analyse van FINEARTS-HF.

Deze samenvatting is gebaseerd op de publicatie van Butt JH, Henderson AD, Jhund PS, et al. - Finerenone, Obesity, and Heart Failure With Mildly Reduced/Preserved Ejection Fraction: Prespecified Analysis of FINEARTS-HF. J Am Coll Cardiol. 2025 Jan 21;85(2):140-155. doi: 10.1016/j.jacc.2024.10.111

Introductie en methoden

Achtergrond

Obesitas leidt mogelijk tot overmatige adipocytaire aldosteronsecretie, onafhankelijk van de klassieke RAAS-cascade [1,2]. Daarom zouden MRA’s een belangrijke therapeutische rol kunnen spelen bij patiënten met zowel HF als obesitas, vooral bij patiënten met HFmrEF of HFpEF, bij wie obesitas vaker voorkomt dan bij HFrEF-patiënten [3,4]. Onlangs toonde de FINEARTS-HF-studie (FINerenone trial to investigate Efficacy and sAfety superioR to placebo in paTientS with Heart Failure) dat de niet-steroïde-MRA finerenon het risico op de primaire samengestelde uitkomstmaat van cardiovasculaire sterfte of totale aantal events van verslechtering van HF (worsening HF events, WHFE’s) verlaagde en de gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit verbeterde in vergelijking met placebo bij patiënten met HFmrEF/HFpEF [5].

Doel van de studie

In een vooraf gespecificeerde analyse van de FINEARTS-HF-studie onderzochten de auteurs de associatie tussen lichaamsgewicht en klinische uitkomsten en de werkzaamheid en veiligheid van finerenon bij patiënten met HFmrEF/HFpEF gestratificeerd naar BMI of andere antropometrische indices.

Methoden

De FINEARTS-HF-studie was een internationale, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-RCT waarin 6001 HFmrEF/HFpEF-patiënten met HF-klachten van NYHA klasse II-IV, LVEF ≥40%, bewijs voor structurele hartziekte en een verhoogde NT-proBNP-waarde werden gerandomiseerd naar finerenon (maximale dosis: 20 of 40 mg eenmaal daags op basis van de eGFR) of placebo, naast de gebruikelijke zorg. De mediane follow-upduur was 32 maanden. Bij aanvang van de studie waren BMI-gegevens beschikbaar voor 5988 patiënten (99,8%).

Uitkomstmaten

De primaire werkzaamheidsuitkomstmaat was een samengestelde uitkomst van cardiovasculaire sterfte of totale aantal (eerste en terugkerende) WHFE’s (d.w.z.: HF-ziekenhuisopname of urgent HF-bezoek). Secundaire werkzaamheidsuitkomstmaten waren onder andere het totale aantal WHFE’s, de mate van verbetering van de NYHA-functionele klasse vanaf de studieaanvang tot 12 maanden, de verandering in de KCCQ – Total Symptom Score, Overall Summary Score en Clinical Summary Score vanaf de studieaanvang tot 12 maanden en de totale sterfte.

Belangrijkste resultaten

Klinische uitkomsten volgens BMI

• In modellen die alleen waren aangepast voor de toegewezen behandeling hadden patiënten met obesitas klasse II of III (≥35,0 kg/m²; n=1146) een hoger risico op de primaire samengestelde uitkomstmaat (ongecorrigeerde incidentieratio: 1,26; 95%BI: 1,03-1,54), totale aantal WHFE’s (ongecorrigeerde incidentieratio: 1,38; 95%BI: 1,10-1,74) en een eerste WHFE (ongecorrigeerde HR: 1,30; 95%BI: 1,07-1,58) vergeleken met patiënten met ondergewicht of normaal gewicht (BMI <25,0 kg/m²; n=1306).

• Er werd geen significant verschil in de frequentie van de primaire uitkomstmaat gezien voor patiënten met overgewicht (BMI 25,0-29,9 kg/m²; n=1990) of voor patiënten met obesitas klasse I (BMI 30,0-34,9 kg/m²; n=1546) vergeleken met de referentiegroep.

• Daarentegen hadden patiënten met overgewicht of obesitas (klasse I-III) een lager risico op totale sterfte vergeleken met patiënten met ondergewicht/normaal gewicht, waarbij de ongecorrigeerde HR varieerde van 0,69 (95%BI: 0,57-0,83) tot 0,77 (95%BI: 0,65-0,91).

• In volledig gecorrigeerde modellen vertoonden alle patiënten met een BMI ≥30 kg/m² een hoger risico op de primaire uitkomstmaat, totale aantal WHFE’s en een eerste WHFE, maar hadden ze niet langer een lager risico op totale sterfte.

Werkzaamheid van finerenon

• Behandeling met finerenon verlaagde het risico op de primaire uitkomstmaat vergeleken met placebo ongeacht de BMI bij studieaanvang (ongecorrigeerde incidentieratio voor ondergewicht/normaal gewicht: 0,80; 95%BI: 0,62-1,04; ongecorrigeerde incidentieratio voor overgewicht: 0,91; 95%BI: 0,72-1,15; ongecorrigeerde incidentieratio voor obesitas klasse I: 0,92; 95%BI: 0,72-1,19; ongecorrigeerde incidentieratio voor obesitas klasse II-III: 0,67; 95%BI: 0,50-0,89; P voor interactie=0,32).

• Het behandeleffect van finerenon versus placebo op de secundaire uitkomstmaten verschilde ook niet tussen de BMI-categorieën (alle P voor interactie>0,05).

• Wanneer BMI werd geanalyseerd als een continue variabele, leek het gunstige effect van finerenon groter te zijn bij patiënten met een hogere BMI voor de primaire uitkomstmaat (P voor interactie=0,005) en voor het totale aantal WHFE’s (P voor interactie<0,001).

Conclusie

In deze vooraf gespecificeerde analyse van de FINEARTS-HF-studie onder patiënten met HFmrEF/HFpEF verlaagde finerenon het risico op de primaire samengestelde uitkomstmaat van cardiovasculaire sterfte of totale aantal WHFE’s vergeleken met placebo, ongeacht de BMI bij studieaanvang. Het gunstige effect van finerenon leek groter te zijn bij patiënten met een hogere BMI. Zoals de auteurs aangeven, was er bovendien geen consistent bewijs dat adipositas geassocieerd is met een betere overleving van HF-patiënten (de zogenoemde ‘obesitas-overlevingsparadox’).

Vind dit artikel online op J Am Coll Cardiol.

Referenties

  1. Dinh Cat AN, Friederich-Persson M, White A, Touyz RM. Adipocytes, aldosterone and obesity-related hypertension. J Mol Endocrinol. 2016;57:F7–F21. \
  2. Briones AM, Nguyen Dinh, Cat A, Callera GE, et al. Adipocytes produce aldosterone through calcineurin-dependent signaling pathways. Hypertension. 2012;59:1069–1078.
  3. Ho JE, Lyass A, Lee DS, et al. Predictors of new-onset heart failure. Circ Heart Fail. 2013;6:279–286.
  4. Savji N, Meijers WC, Bartz TM, et al. The association of obesity and cardiometabolic traits with incident HFpEF and HFrEF. J Am Coll Cardiol HF. 2018;6:701–709. 5. Solomon SD, McMurray JJV, Vaduganathan M, et al. Finerenone in heart failure with mildly reduced or preserved ejection fraction. N Engl J Med. 2024;391(16):1475–1485. https://doi.org/10.1056/NEJMoa2407107
Registreren

We zijn blij te zien dat je geniet van CVGK…
maar wat dacht u van een meer gepersonaliseerde ervaring?

Registreer gratis