Effecten van SGLT2-remmer op nierfunctie bij patiënten met acuut HF
Uit de EMPULSE-trial blijkt dat behandeling met empagliflozine gedurende 90 dagen een klinisch voordeel geeft bij patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen vanwege acuut HF, vergeleken met placebo. Is dit effect afhankelijk van de nierfunctie? En wat zijn de renale effecten van empagliflozine bij acuut HF?
Renal effects of empagliflozin in patients hospitalized for acute heart failure: from the EMPULSE trialLiteratuur - Voors AA, Damman K, Teerlink JR, et al - Eur J Heart Fail. 2022 Sep 6. doi: 10.1002/ejhf.2681.
Introductie en methoden
Achtergrond
Uit de EMPULSE-trial is gebleken dat behandeling met de SGLT2-remmer empagliflozine gedurende 90 dagen resulteert in een statistisch significant klinisch voordeel bij patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen vanwege acuut HF, vergeleken met placebo [1]. Bij patiënten met chronisch HF veroorzaken SGLT2-remmers in de eerste weken van de behandeling een daling van de eGFR van 2-4 ml/min per 1,73 m2, gevolgd door een langzamere daling van de eGFR in de tijd, vergeleken met placebo [2-7]. Het effect van SGLT2-remmers op de nierfunctie is echter grotendeels onbekend bij patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen vanwege acuut HF.
Doel van de studie
Het doel van deze post-hocanalyse van gegevens uit de EMPULSE-trial van patiënten die in het ziekenhuis waren opgenomen vanwege acuut HF, was tweeledig. Ten eerste werd het effect onderzocht van empagliflozine op de nierfunctie, de natrium- en kaliumconcentratie en het optreden van nadelige events van nieren en urinewegen. Ten tweede werd onderzocht of de nierfunctie bij aanvang van de studie van invloed was op het klinisch voordeel van empagliflozine.
Methoden
De onderzoekers verrichtten een post-hocanalyse van gegevens uit de EMPULSE-trial. In deze multicentrische, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-studie werden 530 volwassenen geïncludeerd die in het ziekenhuis waren opgenomen vanwege acuut HF (de novo of gedecompenseerd chronisch HF), met of zonder DM2 en ongeacht de ejectiefractie. Deelnemers werden zo snel als mogelijk na klinische stabilisatie, maar niet eerder dan 24 uur en niet later dan 5 dagen na opname, gerandomiseerd (1:1) tussen eenmaal daags empagliflozine 10 mg (n=265) of placebo (n=265) gedurende 90 dagen. Inclusiecriteria waren dyspnoe bij inspanning of in rust en ten minste 2 van de volgende bevindingen: congestie op de thoraxfoto, crepitaties bij auscultatie van de longen, klinisch relevant oedeem of een verhoogde centraalveneuze druk. Patiënten met een eGFR<20 ml/min per 1,73 m2 werden uitgesloten van deelname. De nierfunctie (eGFR) en de natrium- en kaliumconcentratie werden gemeten bij aanvang van de studie en op dag 15, 30 en 90 van de behandeling. Patiënten werden verdeeld in de volgende 3 subgroepen op basis van de eGFR bij aanvang van de studie: <45, ≥45 en <60, en >60 ml/min per 1,73 m2.
Uitkomstmaten
De onderzoekers evalueerden het effect van empagliflozine op de eGFR en de natrium- en kaliumconcentratie in de tijd en de invloed van de eGFR bij aanvang van de studie op de primaire uitkomstmaat. De primaire uitkomstmaat was klinisch voordeel, gedefinieerd als een hiërarchische samenstelling van (i) de tijd tot sterfte door alle oorzaken, (ii) aantal HF-events, (iii) tijd tot het eerste HF-event of (iv) een verschil in KCCQ-TSS van 5 of meer punten vanaf het begin van de studie tot dag 90 van de behandeling. Klinisch voordeel werd beoordeeld met behulp van een win-ratio. Daarnaast werd gekeken naar nadelige events van nieren en urinewegen.
Belangrijkste resultaten
Nierfunctie
- Op dag 15 van de behandeling was de eGFR in de empagliflozinegroep gemiddeld 2 ml/min per 1,73 m2 lager dan in de placebogroep (P=0,0822).
- Op dag 90 van de behandeling was de eGFR vergelijkbaar tussen de empagliflozine- en placebogroep, met een gemiddeld verschil van 0,9 ml/min per 1,73 m2 (P=0,5714).
- Het klinische voordeel van empagliflozine werd niet beïnvloed door de eGFR bij aanvang van de studie; de win-ratio voor patiënten met een eGFR<45, ≥45 en <60, en >60 ml/min per 1,73 m2 was respectievelijk 1,56 (95%BI: 1,08-2,25), 1,14 (95%BI: 0,73-1,78) en 1,48 (95%BI: 1,04-2,13) (P-interactie=0,5400).
Natrium- en kaliumconcentratie
- De verschillen in natriumconcentratie tussen de empagliflozine- en de placebogroep bij aanvang van de studie en op dag 15 (P=0,0503), dag 30 (P=0,1534) en dag 90 (P=0,1314) van de behandeling waren klein en niet statistisch significant.
- De verschillen in kaliumconcentratie tussen de empagliflozine- en de placebogroep bij aanvang van de studie en op dag 15 (P=0,0723), dag 30 (P=0,7347) en dag 90 (P=0,9618) van de behandeling waren eveneens klein en niet statistisch significant.
Nadelige events van nieren en urinewegen
- Nadelige events van nieren en urinewegen traden op bij 11,2% van de patiënten in de empagliflozinegroep en bij 17,0% van de patiënten in de placebogroep (P=0,0528).
- Nadelige events van nieren en urinewegen traden vaker op bij patiënten met een eGFR<45 ml/min per 1,73 m2 bij aanvang van de studie, vergeleken met patiënten met een eGFR ≥45 en <60 of een eGFR >60 ml/min per 1,73 m2, maar dit verschil was niet statistisch significant (P-trend=0,6620).
- Tijdens de gehele behandelperiode trad door de onderzoekers gerapporteerde acute nierschade op bij 3,8% van de patiënten in de empagliflozinegroep en bij 7,2% van de patiënten in de placebogroep (P=0,0935).
Conclusie
Uit deze post-hocanalyse van gegevens uit de EMPULSE-trial blijkt dat bij patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen vanwege acuut HF, de behandeling met empagliflozine na 15 dagen resulteert in een bescheiden, niet statistisch significante achteruitgang van de nierfunctie, vergeleken met placebo. Na 90 dagen was dit verschil nagenoeg verdwenen. Het klinische voordeel van empagliflozine was onafhankelijk van de nierfunctie bij aanvang van de studie en de frequentie van nadelige events van nieren en urinewegen was vergelijkbaar in beide groepen.
Referenties
1. Voors AA, Angermann CE, Teerlink JR, et al. The SGLT2 inhibitor empagliflozin in patients hospitalized for acute heart failure: a multinational randomized trial. Nat Med. 2022;28:568-74.
2. McMurray JJV, Solomon SD, Inzucchi SE, et al; DAPA-HF Trial Committees and Investigators. Dapagliflozin in patients with heart failure and reduced ejection fraction. N Engl J Med. 2019;381:1995-2008.
3. Packer M, Anker SD, Butler J, et al; EMPEROR-Reduced Trial Investigators. Cardiovascular and renal outcomes with empagliflozin in heart failure. N Engl J Med. 2020;383:1413-24.
4. Anker SD, Butler J, Filippatos G, et al; EMPEROR-Preserved Trial Investigators. Empagliflozin in heart failure with a pre- served ejection fraction. N Engl J Med. 2021;385:1451-61.
5. Wanner C, Inzucchi SE, Lachin JM, et al; EMPA-REG OUTCOME Investigators. Empagliflozin and progression of kidney disease in type 2 diabetes. N Engl J Med. 2016;375:323-34.
6. Perkovic V, de Zeeuw D, Mahaffey KW, et al. Canagliflozin and renal outcomes in type 2 diabetes: results from the CANVAS Program randomised clinical trials. Lancet Diabetes Endocrinol. 2018;6:691-704.
7. Heerspink HJL, Stefánsson BV, Correa-Rotter R, et al; DAPA-CKD Trial Committees and Investigators. Dapagliflozin in patients with chronic kidney disease. N Engl J Med. 2020;383:1436-46.