Effecten van SGLT2-remmer op progressie van CNS bij patiëntensubgroepen met CNS
In een vooraf gespecificeerde secundaire analyse van EMPA-KIDNEY verminderde empagliflozine de progressie van CNS bij verschillende subgroepen van patiënten met CNS, waaronder bij patiënten met weinig albuminurie.
Effects of empagliflozin on progression of chronic kidney disease: a prespecified secondary analysis from the EMPA-KIDNEY trialLiteratuur - EMPA-KIDNEY Collaborative Group. - Lancet Diabetes Endocrinol. 2024 Jan;12(1):39-50. doi: 10.1016/S2213-8587(23)00321-2
Introductie en methoden
Achtergrond
Grote studies met SGLT2-remmers hebben aangetoond dat SGLT2-remmers het risico op progressie van CNS verminderen bij patiënten met CNS met of zonder diabetes [1-3]. Deze uitkomstenstudies gebruikten dichotome samengestelde uitkomsten zoals de samenstelling van nierfalen en afname in nierfunctie, welke in verschillende mate voorkomen bij subpopulaties van patiënten. Het is onduidelijk wat voor effecten SGLT2-remmers hebben op nierziekte in bepaalde patiëntensubgroepen met CNS, aangezien er weinig klinische nieruitkomsten voorkwamen bij sommige patiëntengroepen - wat de gevoeligheid van deze analyses sterk beïnvloedt. Om de statistische gevoeligheid te verbeteren, is er voorgesteld om de jaarlijkse afname van de nierfunctie (eGFR-helling) als alternatieve nieruitkomstmaat te gebruiken, omdat deze voor alle deelnemers kan worden berekend.
Doel van de studie
Het doel van deze vooraf gespecificeerde secundaire analyse van de EMPA-KIDNEY-studie was om de effecten van empagliflozine op progressie van CNS te bepalen bij alle patiënten en bij verschillende CNS-patiëntensubgroepen.
Methoden
EMPA-KIDNEY was een gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde fase 3-studie waarin 6609 volwassenen met CNS werden geïncludeerd. Patiënten kwamen in aanmerking voor deelname wanneer zij een eGFR van 20 tot<45 mL/min/1.73 m² of een eGFR van 45 tot < 90 mL/min/1.73 m² met een albumine/creatinine-ratio in de urine (uACR) van ≥200 mg/g hadden. Patiënten werden gerandomiseerd naar orale empagliflozine 10 mg eenmaal daags of placebo. De belangrijkste patiëntensubgroepen in deze analyse waren: diabetes aanwezig (n=3040) of afwezig (n=3569) bij randomisatie; eGFR van <30 (n=2282), ≥30 tot <45 (n=2928) of ≥45 (n=1399) mL/min/1.73 m²; uACR van <30 (n=1328), 30 tot 300 (n=1864) of <300 (n=3417) mg/g.
Uitkomstmaten
Tertiaire uitkomstmaten van de EMPA-KINDEY-studie werden meegenomen in deze analyse. Deze uitkomstmaten waren de jaarlijkse mate van verandering in eGFR, berekent vanaf randomisatie tot 2 maanden (acute helling) en vanaf 2 maanden tot het laatste follow-up bezoek (chronische helling).
Belangrijkste resultaten
- Behandeling met empagliflozine leidde tot een placebo-gecorrigeerde acute daling in eGFR van -2,12 mL/min/1.73 m² (95%BI: -2.41 tot -1.83) bij alle deelnemers (relatief verschil van -6%; 95%BI: -6 tot -5).
- De effecten van empagliflozine op de acute daling in eGFR varieerden tussen de belangrijkste patiëntensubgroepen:
-Relatief verschil van respectievelijk -7% vs. -4% bij patiënten met en zonder diabetes (P voor heterogeniteit=0.0010).
-Relatief verschil van -6% bij de eGFR<30 groep, -6% bij de eGFR 30 tot <45 groep en -4% bij de eGFR ≥45 groep (Ptrend=0.016).
-Relatief verschil van -7% bij de uACR <30 groep, -7% bij de uACR 30 tot 300 groep en -5% bij de uACR >300 groep (Ptrend=0.050).
- Behandeling met empagliflozine vertraagde de daling in eGFR (chronische helling) met 1,37 mL/min/1.73 m² per jaar bij alle deelnemers vergeleken met placebo (relatief verschil van 50%; 95%BI: 42 tot 58).
- De effecten van empagliflozine op de chronische helling varieerden tussen de belangrijkste patiëntensubgroepen:
-Empagliflozine had een groter effect op de chronische helling bij patiënten met diabetes vergeleken met patiënten zonder diabetes (relatief verschil van respectievelijk 62% vs. 40%; P voor heterogeniteit=0.0074).
-Kleinere relatieve effecten op de chronische helling werden gemeten bij patiënten met een lagere eGFR (relatief verschil van -18% in de<20-groep, -38% in de 20 tot <30-groep, -53% in de 30 tot <45-groep, en -56% om de ≥45-groep; Ptrend=0.012).
-Empagliflozine had een groter effect op de chronische helling bij patiënten met een uACR van <30 mg/g vergeleken met patiënten met een uACR van ≥2000 mg/g (relatieve vermindering van respectievelijk 86% vs. 29%; Ptrend<0.0001).
- Empagliflozine verlaagde de totale helling (van randomisatie tot laatste follow-up bezoek) bij alle deelnemers vergeleken met placebo (absoluut verschil van 0.75; 95%BI: 0.54 tot 0.96; relatief verschil -26%; 95%BI: -33 tot -19). Deze effecten waren vergelijkbaar bij patiëntensubgroepen.
Conclusie
In deze vooraf gespecificeerde secundaire analyse van de EMPA-KIDNEY-studie veroorzaakte empagliflozine een acute daling in de eGFR en verminderde het de achteruitgang in nierfunctie op de lange termijn bij alle deelnemers. De gunstige lange termijn effecten van empagliflozine op de progressie van de nierziekte verschilden per CNS-subgroep. Ook bij patiënten met weinig albuminurie had empagliflozine duidelijke gunstige effecten op de progressie van CNS. De auteurs benadrukken dat "hoewel het onderzoek vroegtijdig stopte vanwege duidelijke voordelen die naar voren kwamen op basis van resultaten bij patiënten met het hoogste risico, tonen deze analyses aan dat patiënten met een lager risico, zoals patiënten met lagere albuminuriewaarden [...] voordeel zouden kunnen hebben in termen van behoud van nierfunctie".
Referenties
1. Perkovic V, Jardine MJ, Neal B, et al. Canagliflozin and renal outcomes in type 2 diabetes and nephropathy. N Engl J Med. 2019;380(24):2295–2306.
2. Heerspink HJL, Stefánsson BV, Correa-Rotter R, et al. Dapagliflozin in patients with chronic kidney disease. N Engl J Med. 2020;383(15):1436–1446.
3. The EMPA-KIDNEY Collaborative Group. Empagliflozin in patients with chronic kidney disease. N Engl J Med. 2023;388(2):117–127.