Geen teken van cardiotoxiciteit door behandeling in borstkankerpatiënten
In borstkankerpatiënten behandeld met radiotherapie or chemotherapie was de hart-specifieke sterfte niet verhoogd vergeleken met de algemene vrouwelijke populatie.
Long-term heart-specific mortality among 347 476 breast cancer patients treated with radiotherapy or chemotherapy: a registry-based cohort studyLiteratuur - Weberpals J, Jansen L, Mueller OJ, et al. - Eur Heart J 2018; published online ahead of print
Introductie en Methoden
Verbeteringen in radiotherapie en chemotherapie behandeling hebben geresulteerd in verbeterde overleving van borstkankerpatiënten, maar er zijn zorgen over behandeling-geïnduceerde lange termijn sterfte als gevolg van een vermindering in linkerventrikel ejectiefractie en hartaandoeningen. Recente data laten zien dat in borstkankerpatiënten de cumulatieve mortaliteit door CVD hoger is in vergelijking met de cumulatieve mortaliteit door de onderliggende borstkanker [1,2]. Deze data omvatten echten niet de vergelijking met CV mortaliteit in de algemene populatie [3].
In deze op een register-gebaseerde retrospectieve cohort studie werd de lange termijn hart-specifieke sterfte bepaald in 347.476 US vrouwelijke borstkankerpatiënten behandeld met radiotherapie of chemotherapie. Er werd rekening gehouden met concurrerende risico’s en een vergelijking gemaakt met de algemene VS vrouwelijke populatie.
Voor dit doel werd de Surveillance, Epidemiology, and End Results-18 (SEER-18) database gebruikt die 18 regionale kankerregisters in de VS omvatten [4]. Voor de huidige analyse werden vrouwen geïdentificeerd met de volgende kenmerken: ≥15 jaar met een eerste primaire maligne borstkankerdiagnose tussen 1 januari 2000 en 31 december 2011, behandeld met chemotherapie of radiotherapie, en een bekende status van het stadium, operatie en een bekende doodsoorzaak. Het primaire eindpunt was CV sterfte.
Belangrijkste resultaten
- De mediane follow-up periode voor patiënten behandeld met radiotherapie of chemotherapie was 8.4 jaar (IQR: 5.5–11.6).
- De conditionele standaard sterfteratio’s (cSMRs) voor hart-specifieke sterfte in borstkankerpatiënten waren verlaagd in vergelijking met de algemene populatie (cSMR: 0.84; 95%CI: 0.79-0.90; P<0.0001).
- De cSMRs voor totale sterfte was verhoogd in borstkankerpatiënten in vergelijking met de algemene populatie (cSMR: 1.12; 95%CI: 1.09–1.15; P <0.0001).
- Jongere borstkankerpatiënten (55-59 jaar) hadden een tweevoudige verhoging van totale sterfte in vergelijking met de algemene populatie (cSMR: 2.25; 95%CI: 1.99–2.53; P <0.0001), die geleidelijk verminderde met toenemende leeftijd.
- Hart-specifieke sterfte verhoogde met leeftijd, stadium en zwarte etniciteit.
- Subgroep analyse liet geen verschil zien in hart-specifieke sterfte voor humane epidermale groeifactor 2 (HER2)-positieve receptor status in vergelijking met HER2-negatieve receptor status.
Conclusie
In borstkankerpatiënten behandeld met radiotherapie of chemotherapie was de hart-specifieke sterfte niet verhoogd in vergelijking met de algemene vrouwelijke populatie, wat suggereert dat er geen behandeling-geïnduceerde cardiotoxiciteit was in deze patiënten.
Referenties
1. Abdel-Qadir H, Austin PC, Lee DS, et al. A population-based study of cardiovascular mortality following early-stage breast cancer. JAMA Cardiol 2017;2:88–93.
2. Patnaik JL, Byers T, DiGuiseppi C, et al. Cardiovascular disease competes with breast cancer as the leading cause of death for older females diagnosed with breast cancer: a retrospective cohort study. Breast Cancer Res 2011;13:R64.
3. Bradshaw PT, Stevens J, Khankari N, et al. Cardiovascular disease mortality among breast cancer survivors. Epidemiology 2016;27:6–13.
4. Surveillance, Epidemiology, and End Results (SEER) Program Populations (1969–2014). National Cancer Institute, DCCPS, Surveillance Research Program, Surveillance Systems Branch. seer.cancer.gov/popdata (4 May 2017).