Geslachtsspecifiek levenslang risico op HFpEF en HFrEF in Europa

In een Europese bevolkingscohortstudie was het levenslange risico op incident HFrEF hoger bij mannen, terwijl vrouwen een groter risico hadden op het ontwikkelen van HFpEF. Bovendien droegen 8 aanpasbare risicofactoren substantieel bij aan deze risico’s, vooral bij vrouwen.

Deze samenvatting is gebaseerd op de publicatie van Van Essen BJ, Emmens JE, Tromp J, et al. - Sex-specific risk factors for new-onset heart failure: the PREVEND study at 25 years. Eur Heart J. 2024 Dec 30:ehae868 [Online ahead of print]. doi: 10.1093/eurheartj/ehae868

Introductie en methoden

Achtergrond

De incidentie van HFrEF is hoger bij mannen dan bij vrouwen, maar het is onduidelijk of er ook een sekseverschil is in de incidentie van HFpEF. Deze resultaten waren overigens gebaseerd op slechts 2 cohortstudies uit de VS [1,2], en er zijn geen Europese gegevens beschikbaar voor het geschatte levenslange risico om deze HF-typen te ontwikkelen.

Doel van de studie

De auteurs onderzochten het geslachtsspecifieke levenslange risico op nieuw gediagnosticeerd HFpEF en HFrEF en de impact van potentieel aanpasbare risicofactoren in een groot Europees cohort met een follow-upduur van 25 jaar.

Methoden

In de huidige analyse werden gegevens verzameld van 8558 deelnemers (4268 mannen en 4290 vrouwen) aan de uitgebreide follow-upfase van het observationele PREVEND-cohort (Prevention of REnal and Vascular ENd-stage Disease), die liep van 1997 tot en met 1 januari 2022. De gemeenschapsgebaseerde PREVEND-studie was ontworpen om de associatie tussen microalbuminurie en incidente cardiorenale ziekten in de algemene bevolking (n=8592) te onderzoeken [3]. De langdurige follow-up maakte een betrouwbaardere schatting van het levenslange risico mogelijk en verhoogde de statistische power om de associatie tussen risicofactoren en de ontwikkeling van HF te kunnen beoordelen. De mediane follow-upduur van de huidige analyse was 23,4 jaar (d.w.z.: 159.530 persoonsjaren).

Uitkomstmaten

De primaire uitkomstmaten van de huidige studie waren: (1) het levenslange risico op HF, HFpEF (LVEF ≥50%) en HFrEF (LVEF <50%), gestratificeerd naar geslacht, en (2) de bijdrage van een determinant aan het risico in de populatie (population attributable fraction, PAF) voor 8 risicofactoren bij aanvang van de studie (hypertensie, hypercholesterolemie, obesitas, roken, AF, CNS, MI en DM) op de ontwikkeling van HF, HFpEF en HFrEF, gestratificeerd naar geslacht.

Belangrijkste resultaten

Levenslang risico op incident HF

• Het totale levenslange risico op het ontwikkelen van HF was 24,5% (95%BI: 22,4-26,6%) bij mannen en 23,3% (95%BI: 20,8-25,8%) bij vrouwen.

• Voor HFrEF was het levenslange risico 18,1% (95%BI: 16,2-20,0%) bij mannen en 11,9% (95%BI: 10,0-13,7%) bij vrouwen, terwijl het levenslange risico op HFpEF 6,4% (95%BI: 5,2-7,6%) was bij mannen vergeleken met 11,5% (95%BI: 9,6-13,4%) bij vrouwen.

Population attributable fraction van HF-risicofactoren

• Voor HFrEF was de cumulatieve PAF van alle 8 potentieel aanpasbare risicofactoren 60% bij mannen. Het grootste aandeel was toe te schrijven aan hypertensie (23%), gevolgd door hypercholesterolemie (20%), MI (18%), roken (16%) en obesitas (10%).

• Bij vrouwen was het cumulatieve risico voor HFrEF 71%. Dit cumulatieve risico was grotendeels toe te schrijven aan hypertensie (39%), hypercholesterolemie (28%) en roken (19%).

• Het absolute verschil in de cumulatieve PAF voor HFrEF tussen mannen en vrouwen was 11% (95%BI: -2% tot 23%; P=0,062).

• Voor HFpEF was de cumulatieve PAF van alle potentieel aanpasbare risicofactoren 46% bij mannen. De belangrijkste risicofactor was hypertensie (30%), gevolgd door obesitas (16%) en diabetes (10%).

• Bij vrouwen was de cumulatieve PAF voor HFpEF 64%, wat grotendeels werd bepaald door hypertensie (46%), obesitas (20%) en roken (12%).

• Het absolute verschil in de cumulatief PAF voor HFpEF tussen mannen en vrouwen was 19% (95%BI: 6-31%; P=0,049).

Conclusie

Deze Europese bevolkingscohortstudie met een follow-upduur van 25 jaar toonde dat ongeveer 1 op de 4 personen HF ontwikkelde, met een vergelijkbare incidentie bij mannen en vrouwen. Het levenslange risico op nieuw gediagnosticeerd HFrEF was echter hoger bij mannen dan bij vrouwen (18% vs. 12%), terwijl vrouwen een groter risico liepen op het ontwikkelen van HFpEF dan mannen (12% vs. 6%). Acht direct en indirect aanpasbare risicofactoren waren geassocieerd met het grootste deel van het risico op het ontwikkelen van HFrEF en HFpEF, vooral bij vrouwen. Bij zowel mannen als vrouwen waren hypertensie en hypercholesterolemie de belangrijkste risicofactoren voor HFrEF, terwijl hypertensie en obesitas de sterkste risicofactoren waren voor HFpEF. De auteurs concluderen dat “deze bevindingen het idee ondersteunen dat proactieve screening op aanpasbare risicofactoren het potentieel heeft om de incidentie van HF aanzienlijk te verminderen, in het bijzonder bij vrouwen”.

Vind dit artikel online op Eur Heart J.

Referenties

  1. Vasan RS, Enserro DM, Beiser AS, Xanthakis V. Lifetime risk of heart failure among participants in the Framingham study. J Am Coll Cardiol 2022;79:250–63. https://doi.org/10.1016/j.jacc.2021.10.043
  2. Pandey A, Omar W, Ayers C, LaMonte M, Klein L, Allen NB, et al. Sex and race differences in lifetime risk of heart failure with preserved ejection fraction and heart failure with reduced ejection fraction. Circulation 2018;137:1814–23. https://doi.org/10.1161/CIRCULATIONAHA.117.031622
  3. Hillege HL, Fidler V, Diercks GFH, van Gilst WH, de Zeeuw D, van Veldhuisen DJ, et al. Urinary albumin excretion predicts cardiovascular and noncardiovascular mortality in general population. Circulation 2002;106:1777–82. https://doi.org/10.1161/01.CIR.0000031732.78052.81
Registreren

We zijn blij te zien dat je geniet van CVGK…
maar wat dacht u van een meer gepersonaliseerde ervaring?

Registreer gratis