Hoog risico op plotse hartdood in HIV-positieve mensen met HF
Personen met HIV-infectie en HF krijgen meer SCD dan niet-geïnfecteerde mensen met HF. Betere beheersing van de HIV-infectie was geassocieerd met lagere, maar niet achtergrond-SCD rates.
The Risk for Sudden Cardiac Death Among Patients Living With Heart Failure and Human Immunodeficiency VirusLiteratuur - Alvi RM, Neilan AM, Tariq et al., - JACC: Heart Failure 2019 DOI: 10.1016/j.jchf.2019.04.025
Introductie en methoden
Omdat patiënten met hartfalen (HF) een hoger risico op plotse hartdood (sudden cardiac death: SCD), is plaatsing van een implanteerbare cardioverter-defibrillator geïndiceerd [1]. Conventionele indicaties voor ICD voor primaire preventie van SCD in HF-patiënten zijn niet perfect. Ze suggereren soms gebruik van ICD voor in patiënten die er waarschijnlijk geen baat bij zullen hebben, of ze sporten geen mensen die risico op SCD lopen [2,3]. Dus, betere karakterisering van de populatie die risico loopt is wenselijk.
Personen die met humaan immunodeficiëntie-virusinfectie (PHIV) leven hebben een hoger risico op HF [4], en SCD is verhoogd in PHIV zonder HF [5]. Er zijn echter geen data beschikbaar over het risico op SCD in PHIV met HF. Er zijn echter wel epidemiologische data en pathofysiologische data die de hypothese ondersteunen dat het risico op SCD hoger is in PHIV met HF, ten opzichte van niet-geïnfecteerde personen met HF [5-7]. Deze studie beoogde de incidentie van SCD in PHIV met HF te onderzoeken, evenals de risicofactoren die ermee in verband staan, in een observationeel register van alle patiënten die zijn opgenomen met een primaire diagnose van acuut gedecompenseerd HF. Patiënten met een ICD bij baseline of die er een kregen tijdens follow-up werden uitgesloten van de analyse. Follow-up startte op de eerste datum van ontslag van de eerste HF opname in 2011. De primaire uitkomst was optreden van SCD.
Belangrijkste resultaten
- Van 2149 patiënten die werden opgenomen met HF zonder ICD in een enkel Amerikaans academisch ziekenhuis in 2011, leefden 344 met HIV infectie. 91% (313 van 344) Van de PHIV kregen antiretrovirale therapie (ART) voorgeschreven, met een mediane ART prescriptieduur van 9 jaar (IQR: 4-16). 64% (221 van de 344) waren virologisch onderdrukt.
- Tijdens een mediane follow-up duur van 19 maand (IQR: 3-24), waren er 191 SCDs (8.8%).
- SCD rate was hoger in PHIV vs. niet-HIV geïnfecteerde HF patiënten (21% vs. 6.4%, P<0.001, adjOR: 3.0, 95%CI: 1.78-4.24).
- In PHIV, diegenen met CD4 counts <200 cells/mm³ had een hogere SCD frequentie dan diegene met CD4 counts ≥200 cells/mm³ (37% vs. 8.4%, P<0.001). Op vergelijkbare wijze, hadden diegenen met detecteerbare viral load (VL) (≥200 kopieën/ml) een hogere SCD frequentie dan diegenen met onderdrukte VL (43% vs. 9%, P<0.001).
- De SCD frequentie in PHIV with ondetecteerbare VL was niet significant hoger dan in niet-geïnfecteerde deelnemers met HF (8% vs. 6.4%, P=0.16).
- In een multivariabel model was, na correctie voor confounders, CAD de sterkste voorspeller van SCD, gevolgd door lagere CD4 count of niet-onderdrukt VL, cocaïnegebruik, geen voorgeschreven bètablokkers, een laag LVEF, breder QRS en langere gecorrigeerde QT intervalduur.
- In diegenen met behouden LVEF (≥50%) en met LVEF 35% - 49%, was de SCD rate op vergelijkbare wijze hoger in PHIV dan in niet-HIV-geïnfecteerde patiënten (18% vs 5.4%, P<0.001 en 20% vs. 6.5%, P<0.001). In patiënten met LVEF<35%, hadden PHIV ook een hogere SCD frequentie ten opzichte van niet-geïnfecteerde controles (42% vs. 14%, P=0.001). In alle LVEF categorieën lieten diegenen met lage CD4 counts en/of detecteerbare VL een hogere SCD rate zien.
Conclusie
Deze studie laat zien dat PHIV met HF een hogere frequentie van SCD liet zien dan niet-geïnfecteerde controlemensen met HF. Bovendien werd bij een HIV-infectie die beter onder controle was, namelijk bij hogere CD4 count en ondetecteerbare viral load, een lagere frequentie, maar niet de achtergrondfrequentie, gezien voor SCD in PHIV. CAD, cocaïnegebruik, afwezigheid van bètablokkers, lage LVEF en QRS-breedte en gecorrigeerde QT-intervalduur waren voorspellers van SCD, ook na stratificatie op basis van LVEF.
Referenties
1. S.M. Al-Khatib, W.G. Stevenson, M.J. Ackerman, et al. 2017 AHA/ACC/HRS guideline for management of patients with ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death: executive summary: a report of the American College of Cardiology/American Heart Association Task Force on Clinical Practice Guidelines and the Heart Rhythm Society. J Am Coll Cardiol, 72 (2018), pp. 1677-1749
2. L. Kober, J.J. Thune, J.C. Nielsen, et al. Defibrillator implantation in patients with nonischemic systolic heart failure. N Engl J Med, 375 (2016), pp. 1221-1230
3 R. Deo, C.M. Albert Epidemiology and genetics of sudden cardiac death Circulation, 125 (2012), pp. 620-637
4. A.A. Butt, C.C. Chang, L. Kuller, et al. Risk of heart failure with human immunodeficiency virus in the absence of prior diagnosis of coronary heart disease. Arch Intern Med, 171 (2011), pp. 737-743
5 Z.H. Tseng, E.A. Secemsky, D. Dowdy, et al. Sudden cardiac death in patients with human immunodeficiency virus infection. J Am Coll Cardiol, 59 (2012), pp. 1891-1896
6. M. Vaduganathan, R.B. Patel, A. Michel, et al. Mode of death in heart failure with preserved ejection fraction J Am Coll Cardiol, 69 (2017), pp. 556-569
7 R.M. Alvi, A.M. Neilan, N. Tariq, et al. Incidence, predictors, and outcomes of implantable cardioverter-defibrillator discharge among people living with HIV. J Am Heart Assoc, 7 (2018), Article e009857