Lager risico op incidente ziekenhuisopname voor HF met hogere adherentie aan plantaardig dieet
In deze cohortstudie was hogere adherentie aan plantaardige voedingspatronen geassocieerd met lager risico op incidente HHF in volwassenen zonder CHD.
Dietary Patterns and Incident Heart Failure in U.S. Adults Without Known Coronary DiseaseLiteratuur - Lara KM, Levitan EB, Gutierrez OM et al. - JACC 2019;83(16):2036-45
Introductie en methoden
Beperkte data zijn beschikbaar over de associatie van voedingspatronen met incident hartfalen (HF) in patiënten zonder coronaire hartziekte (CHD). Eerdere studies die zich richtten op deze associatie onderzochten specifieke soorten voedsel, zoals gefrituurd voedsel, eieren en vetrijke zuivel [1,2]. Er is aangetoond dat een Mediterraans dieet en het DASH (Dietary Approaches to Stop Hypertension) dieet omgekeerd geassocieerd zijn met incident HF [3]. Deze resultaten zijn echter geobserveerd in populaties zonder diversiteit in ras en etniciteit.
In de REGARDS (REasons for Geographic and Racial Differences in Stroke) studiepopulatie werden vijf majeure voedingspatronen empirisch gevonden: makkelijk, plantaardig, suikers, Southern, en alcohol en salade [4]. De huidige studie (n=16.068) onderzocht de associatie van deze vijf voedingspatronen met incidente ziekenhuisopname voor HF (HHF) in REGARDS-deelnemers zonder CHD of HF bij baseline. Bovendien werd de associatie van de vijf voedingspatronen met ziekenhuisopname voor HF met verminderde ejectiefractie (HFrEF) en HF met behouden ejectiefractie (HFpEF) apart onderzocht.
De REGARDS trial is een landelijk prospectief cohort, met 30.239 zwarte en witte volwassenen ≥45 jaar (geïncludeerd van jan 2003-okt 2007). Informatie over sociaaldemografische karakteristieken, CVD risicofactoren en psychosociale karakteristieken werd verkregen via telefonische interviews. Gedurende een daaropvolgend thuisbezoek voerde een getrainde gezondheidsmedewerker een fysieke evaluatie uit en verzamelde urine en nuchtere bloedmonsters voor analyse. Informatie over voedingspatronen was zelf-gerapporteerd met behulp van de Block 98 food frequency questionnaire (FFQ).
Deelnemers kregen een score voor elk dieetpatroon en werden ingedeeld in kwartielen op basis van adherentie aan elk patroon (Q1 laagste adherentie, Q4 hoogste adherentie). Ziekenhuisopnames werden zelf gerapporteerd gedurende follow-up interviews en medische dossiers werden ingezien voor beoordeling. Beoordeling van HF was gebaseerd op signalen en symptomen van HF, laboratoriumuitslagen, elektrocardiogram en beoordelingen van linker ventriculaire functie gedocumenteerd in de medische dossiers. Mediane follow-up duur was 8.7 jaar.
Belangrijkste resultaten
Associaties van voedingspatronen met incidente HHF
- Diegenen die het meest adherent waren aan het plantaardige dieet (Q4) hadden 41% lager risico op incidente HHF (HR: 0.59, 95%CI: 0.41-0.86), in vergelijking met de minst adherente deelnemers (Q1) (P-lineaire trend=0.004) in multivariabele analyses.
- Individuen in Q4 van adherentie aan het Southern dieetpatroon hadden 72% hoger risico op HHF (HR: 1.72, 95%CI: 1.20-2.46), in vergelijking met diegenen in Q1 (P-lineaire trend=0.005). Deze associatie verloor echter significantie na verdere correctie voor BMI, taille-omtrek (WC), hypertensie, dyslipidemie, diabetes, AF, eGFR, albumine-tot-creatinine ratio.
- Andere voedingspatronen waren niet significant geassocieerd met risico op incidente HHF.
Associaties van voedingspatronen met incidente HHF gestratificeerd voor HF-subgroepen
- Het Southern dieetpatroon was geassocieerd met 97% hoger risico op ziekenhuisopname voor HFrEF in Q4 (HR: 1.97, 95%CI: 1.13-3.43), in vergelijking met Q1 (P-lineaire trend=0.02). Deze associatie verloor echter significantie na verdere correctie voor BMI, WC, hypertensie, dyslipidemie, diabetes, AF, eGFR, albumine-tot-creatinine ratio.
Associaties van voedingspatronen met incidente HHF gestratificeerd voor risicofactoren
- Er waren geen significante interacties tussen voedingspatronen en incidente HHF voor subgroepen met bevestigde risicofactoren.
Conclusie
Deze cohortstudie toonde een lager risico op incidente HHF aan met hogere adherentie aan plantaardige voedingspatronen (hoge inname van fruit, groenten, vis, gevogelte en vetarme zuivel, en lage consumptie van frisdrank) in een diverse populatie van Amerikaanse volwassenen zonder CHD, wat onafhankelijk was van bevestigde CVD risicofactoren. Deze data ondersteunen een populatie-gebaseerde voedingsstrategie om risico op incidente HHF te verlagen.
Redactioneel commentaar
In zijn redactioneel commentaar benadrukt Wang de hoogtepunten van de studie uitgevoerd door Lara et al.: de onderzoekers hebben niet alleen waardevolle data geleverd die een populatie-gebaseerde voedingsstrategie ondersteunen om het risico op incidente HHF te verlagen door inclusie van individuen zonder CHD van wie een derde zwart was, maar ze hebben ook gerapporteerd over risico op incidente HHF met verschillende voedingspatronen in HFrEF en HFpEF afzonderlijk. Bovendien zijn de vijf majeure voedingspatronen empirisch geïdentificeerd.
De huidige studie is de eerste die verschillende voedingspatronen onderzoekt in associatie met HF-subtypes in epidemiologische studies. Hoewel de bevindingen niet significant waren, ging Wang dieper in op de mogelijk verschillende bevindingen voor HF-subtypen. In tegenstelling tot HFrEF, dat voornamelijk wordt veroorzaakt door CHD en andere myopathieën met vaak cardiale schade als hoofdkenmerk, heeft HFpEF systemische oorzaken in de meeste gevallen met cardiale schade als secundair kenmerk. Mogelijk verandert een plantaardig voedingspatroon, met een lagere energiedichtheid en een hoog gehalte aan vezels en antioxidanten, systemische risicofactoren die ten grondslag liggen aan HFpEF. “Deze bevindingen zullen, indien bevestigd in toekomstige studies, niet alleen bijdragen aan diepgaand biologisch begrip en verfijning van het HF fenotype, maar deze zullen ook informatie geven over benaderingen voor preventie van specifieke HF-fenotypes op basis van voeding. Bovendien passen ze perfect in belangrijke missies van precisiegeneeskunde”. Wang merkt echter op dat meer studies met voldoende ‘power’ nodig zijn.
De studie omvat ook enkele beperkingen: voeding en covariaten werden slechts eenmaal gemeten terwijl diëten in de loop van de tijd mogelijk door deelnemers veranderd zijn, er mogelijke residuele bias is door het observationele studieontwerp, en de follow-upduur was relatief kort. Toekomstig onderzoek naar voedingspatronen en het ontstaan van HF moet herhaaldelijk data over voedselconsumptie verzamelen en deelnemers voor een langere periode volgen.
Wang concludeert dat de huidige studie belangrijk bewijsmateriaal levert voor de preventie van HF op basis van voeding, met mogelijk verschillende voedingsstrategieën voor HFrEF en HFpEF patiënten. “Toekomstige epidemiologische studies met een meer geavanceerde ziekteclassificatie door toepassing van diepgaand-fenotypering van grote populaties en big data-analyse zouden het begin kunnen zijn preventie van HF door precisiebenaderingen”.
Referenties
1. Nettleton JA, Steffen LM, Loehr LR, Rosamond WD, Folsom AR. Incident heart failure is associated with lower whole-grain intake and greater high-fat dairy and egg intake in the Atherosclerosis Risk in Communities (ARIC) study. J Am Diet Assoc 2008;108:1881–7.
2. Djousse L, Petrone AB, Gaziano JM. Consumption of fried foods and risk of heart failure in the Physicians’ Health Study. J Am Heart Assoc 2015; 4:e001740.
3. Sanches Machado d’Almeida K, Ronchi Spillere S, Zuchinali P, Correa Souza G. Mediterranean diet and other dietary patterns in primary prevention of heart failure and changes in cardiac function markers: a systematic review. Nutrients 2018;10:E58.
4. Judd SE, Letter AJ, Shikany JM, Roth DL, Newby PK. Dietary patterns derived using exploratory and confirmatory factor analysis are stable and generalizable across race, region, and gender subgroups in the REGARDS study. Front Nutr 2014;1:29.