Natuurlijk beloop van transthyretine-amyloïdcardiomyopathie in een vroeg stadium
Hoewel hun middellange prognose goed was, hadden patiënten die werden gediagnosticeerd met het vroegste stadium van transthyretine-amyloïdcardiomyopathie aanzienlijke cardiovasculaire morbiditeit, die in de loop van de tijd ook toenam.
Characteristics and natural history of early-stage cardiac transthyretin amyloidosisLiteratuur - Law S, Bezard M, Petrie A, et al. - Eur Heart J. 2022 May 24;ehac259. doi: 10.1093/eurheartj/ehac259
Introductie en methoden
Achtergrond
Transthyretine-gemedieerde amyloïdcardiomyopathie (ATTR-CM) is een lastige diagnose. Dankzij recente verbeteringen in de diagnostische beeldvormingstechnieken in combinatie met een groter bewustzijn van de ziekte onder cardiologen, wordt ATTR-CM nu bij >50% van de patiënten in een vroeg stadium vastgesteld [1-8]. Het natuurlijke beloop van de ziekte in een vroeg stadium is echter nog niet goed onderzocht.
Doel van de studie
De auteurs wilden het natuurlijke ziektebeloop en de klinische uitkomst van ATTR-CM in een vroeg stadium (National Amyloidosis Centre (NAC) ATTR-stadium I) in kaart brengen.
Methoden
In deze retrospectieve, multicentrische, observationele studie werden 879 patiënten met ATTR-CM geïncludeerd die tussen augustus 2009 en juli 2020 één van twee grote amyloïdosecentra in het Verenigd Koninkrijk (VK) en Frankrijk bezochten. Inclusiecriteria waren: (1) wild-type TTR-gensequentie of TTR-mutatie die codeert voor de bekende pathogene p.V142I-variant; (2) biomarkers voor NAC ATTR-stadium I op het moment van diagnose (NT-proBNP ≤3000 ng/l en eGFR ≥45 ml/min per 1,73 m2); en (3) geen ziektemodificerende therapie tijdens klinische follow-up.
Patiënten werden ten tijde van de diagnose systemisch geëvalueerd en daarna met intervallen van 6-12 maanden zoals klinisch geïndiceerd, indien mogelijk tot 100 maanden.
Belangrijkste resultaten
Overleving
- Patiënten werden gestratificeerd in twee NAC ATTR-ziektestadia: stadium Ia, gedefinieerd als NT-proBNP-waarde ≤500 ng/l (of ≤1000 ng/l in aanwezigheid van AF) en furosemide-equivalente diureticumdosis <0.75 mg/kg (109 patiënten; 12%); en stadium Ib, bestaande uit alle overige patiënten in stadium I (770 patiënten; 88%).
- Bij patiënten met stadium Ib was de geschatte mediane overleving 75 maanden (95%BI: 57-93) vergeleken met >100 maanden bij degenen met stadium Ia (hazardratio (HR) voor overlijden: 5,06; 95%BI: 1,23-20,87; P=0,025).
- De sterkste onafhankelijke voorspeller van sterfte was de NT-proBNP-waarde bij diagnose (HR: 4,36; 95%BI: 1,69-11,30; P=0,002), gevolgd door TTR-genotype en troponine T-concentratie.
- De geschatte overleving van patiënten met stadium Ia uit het VK was vergelijkbaar met die van controlepersonen uit de Britse algemene bevolking (P=0,297).
Cardiovasculaire morbiditeit in stadium Ia
- Onder de 109 patiënten met stadium Ia bij diagnose – die gedurende een mediane duur van 28 maanden (bereik: 8-46) werden gevolgd – nam regelmatig diureticagebruik toe (van 39% tot 56%), evenals de prevalentie van HF-symptomen van NYHA-klasse ≥II (van 62% tot 82%), AF (van 31% tot 40%), permanente pacemakerimplantaten (van 13% tot 20%) en CVA/TIA (van 8% tot 15%).
- Bij de 63 patiënten met stadium Ia en een primaire cardiovasculaire (CV) presentatie waren de cardiale biomarkers, de resultaten van cardiaal beeldvormend onderzoek en de functionele markers van hartziekte significant slechter dan bij de 46 patiënten zonder primaire CV presentatie.
- De meest voorkomende CV presentaties waren hartfalen (60%) en atriale aritmieën (25%).
- Van de 80 patiënten met biomarkerresultaten tijdens follow-up gingen 21 (26%) over van stadium Ia naar stadium Ib en ontwikkelden 14 (18%) stadium ≥II.
Conclusie
In deze studie naar het natuurlijke beloop van ATTR-CM konden patiënten met NAC ATTR-stadium I verder worden gestratificeerd op basis van de NT-proBNP-waarde en diureticumbehoefte bij diagnose. Ondanks een goede overleving op de korte en middellange termijn vertoonden patiënten met stadium Ia aanzienlijke CV morbiditeit.
De auteurs menen dat hun “bevindingen er sterk voor pleiten om ziektemodificerende therapie met TTR-stabilisatoren of TTR-gensilencers te overwegen op het moment dat ATTR-amyloïd wordt vastgesteld bij patiënten met cardiale uptake op een radionuclidescan, zelfs bij patiënten zonder primaire CV presentatie of duidelijke HF-symptomen”. Ze voegen er wel aan toe dat nog moet worden bepaald of dit de CV morbiditeit zal verminderen en de overleving zal verlengen.
Referenties
1. Maceira AM, Joshi J, Prasad SK, Moon JC, Perugini E, Harding I, et al. Cardiovascular magnetic resonance in cardiac amyloidosis. Circulation 2005;111:186–193.
2. Gillmore Julian D, Maurer Mathew S, Falk Rodney H, Merlini G, Damy T, Dispenzieri A, et al. Nonbiopsy diagnosis of cardiac transthyretin amyloidosis. Circulation 2016;133:2404–2412.
3. Perugini E, Guidalotti PL, Salvi F, Cooke RMT, Pettinato C, Riva L, et al. Noninvasive etiologic diagnosis of cardiac amyloidosis using 99mTc-3,3-diphosphono-1,2-propanodicarboxylic acid scintigraphy. J Am Coll Cardiol 2005;46:1076–1084.
4. Rapezzi C, Guidalotti P, Salvi F, Riva L, Perugini E. Usefulness of 99mTc-DPD scintigraphy in cardiac amyloidosis. J Am Coll Cardiol 2008;51:1509–1510.
5. Maurer MS, Schwartz JH, Gundapaneni B, Elliott PM, Merlini G, Waddington-Cruz M, et al. Tafamidis treatment for patients with transthyretin amyloid cardiomyopathy. N Engl J Med 2018;379:1007–1016.
6. Solomon SD, Adams D, Kristen A, Grogan M, González-Duarte A, Maurer MS, et al. Effects of patisiran, an RNA interference therapeutic, on cardiac parameters in patients with hereditary transthyretin-mediated amyloidosis. Circulation 2019;139:431–443.
7. Dasgupta NR, Benson MD. Treatment of ATTR cardiomyopathy with a TTR specific antisense oligonucleotide, inotersen. Amyloid 2019;26:20–21.
8. Lane T, Fontana M, Martinez-Naharro A, Quarta CC, Whelan CJ, Petrie A, et al. Natural history, quality of life, and outcome in cardiac transthyretin amyloidosis. Circulation 2019;140:16–26.