Nieuwe herseninfarcten bij AF-patiënten, ondanks antistolling, beïnvloeden cognitieve functie
In een groot cohort van AF-patiënten kwamen nieuwe herseninfarcten frequent voor, ondanks veelvuldig gebruik van antistolling. Zowel klinische als stille herseninfarcten waren geassocieerd met cognitieve achteruitgang.
Silent brain infarcts impact on cognitive function in atrial fibrillationLiteratuur - Kühne M, Krisai P, Coslovsky M, et al. - Eur Heart J. 2022 Jun 6;43(22):2127-2135. doi: 10.1093/eurheartj/ehac020
Introductie en methoden
Achtergrond
In een recente crosssectionele analyse was cognitieve achteruitgang bij patiënten met AF niet alleen geassocieerd met klinisch manifeste beroerten maar ook met stille herseninfarcten [1]. Hoewel orale anticoagulantia (OAC’s) zeer effectief zijn in het voorkomen van klinische beroerten en geassocieerd zijn met een lager risico op dementie bij AF-patiënten [2], ontbreken prospectieve gegevens over de ontwikkeling van hersenafwijkingen en hun associatie met cognitieve achteruitgang bij AF-patiënten die behandeld worden met OAC’s.
Doel van de studie
De auteurs onderzochten de incidentie van nieuwe (klinisch manifeste en stille) hersenafwijkingen bij AF-patiënten en de relatie tussen nieuwe hersenafwijkingen en verandering in cognitieve functie.
Methoden
In deze prospectieve, multicentrische, observationele studie werden 1227 AF-patiënten uit het cohort Swiss Atrial Fibrillation (Swiss-AF) geïncludeerd, die gestandaardiseerd MRI-hersenonderzoek ondergingen bij aanvang van de studie en na 2 jaar. De aantallen nieuwe kleine niet-corticale infarcten (SNCI’s), grote niet-corticale of alle corticale infarcten (LNCCI’s), wittestofafwijkingen en microbloedingen werden gekwantificeerd. Klinisch stille infarcten waren gedefinieerd als een nieuw SNCI/LNCCI op de tweede MRI-scan bij patiënten zonder een klinische beroerte of TIA tijdens de follow-up.
De onderzoekers beoordeelden de cognitieve functie bij studieaanvang en na 2 jaar met verschillende gevalideerde neurocognitieve testen. Zij berekenden ook hun eigen ontwikkelde Swiss-AF Cognitive Construct score (CoCo-score), een samenstelling van 17 verschillend gewogen gecombineerde items van deze individuele neurocognitieve testen.
Uitkomstmaten
De uitkomsten waren het geschatte 2-jaarsrisico op elk van de typen hersenafwijkingen, de relaties tussen een vooraf gedefinieerde set van potentiële voorspellers en de risico’s op de verschillende hersenafwijkingen, en het effect van hersenafwijkingen op cognitieve testscores.
Belangrijkste resultaten
Nieuwe hersenafwijkingen
- Gedurende de follow-up van 2 jaar kregen 28 patiënten (2,3%) een klinische beroerte of TIA.
- Bij 68 patiënten werd ten minste één nieuw herseninfarct (SNCI of LNCCI) gezien op de tweede MRI-scan, wat resulteerde in een geschat 2-jaarsrisico op een nieuw herseninfarct van 5,5% (95%-BI: 4,4-7,0).
- Nieuwe herseninfarcten waren stille herseninfarcten bij 58/68 patiënten (85,3%).
- Van deze 68 patiënten gebruikten 60 (88,2%) OAC’s bij studieaanvang.
- Nieuwe wittestofafwijkingen werden gedetecteerd bij 229 patiënten (geschat 2-jaarsrisico: 18,7%, 95%-BI: 16,6-20,9), en nieuwe microbloedingen traden op bij 136 patiënten (geschat 2-jaarsrisico: 11,4%, 95%-BI: 9,7-13,3).
Voorspellers van nieuwe hersenafwijkingen
- Van de 9 potentiële voorspellers van nieuwe hersenafwijkingen die waren opgenomen in multivariabele modellen – zoals arteriële hypertensie, DM, en OAC-gebruik bij studieaanvang – waren alleen leeftijd (oddsratio (OR) per toename van 10 jaar in leeftijd: 1,89; 95%-BI: 1,30-2,78; P=0,001) en voorgeschiedenis van eerdere beroerte/TIA (OR: 1,95; 95%-BI: 1,11-3,32; P=0,017) geassocieerd met een hoger risico op een nieuw herseninfarct.
Cognitieve functie
- Bij patiënten met een nieuw herseninfarct werd een afname van de meeste individuele cognitieve testscores waargenomen, wat tot uitdrukking kwam in de mediane (IQR) verandering in de CoCo score. Deze was -0,12 (-0,22 tot -0,07) bij patiënten met een nieuw herseninfarct versus 0,07 (-0,09 tot 0,25) bij patiënten zonder herseninfarcten.
- Er waren geen verschillen in verandering van cognitieve scores bij patiënten met klinisch manifeste herseninfarcten en diegenen met klinisch stille herseninfarcten.
- Nieuwe wittestofafwijkingen of microbloedingen waren niet consistent geassocieerd met cognitieve achteruitgang.
Conclusie
Na een follow-up van 2 jaar had 5,5% van de AF-patiënten een nieuw herseninfarct ontwikkeld, waarvan de meeste klinisch stil waren en optraden bij patiënten die behandeld werden met OAC’s. Nieuwe klinisch manifeste en stille herseninfarcten waren op dezelfde manier geassocieerd met cognitieve achteruitgang. Volgens de auteurs suggereren de resultaten dat antistolling alleen mogelijk niet voldoende is om vasculaire hersenschade en cognitieve achteruitgang te voorkomen bij álle AF-patiënten.
Referenties
1. Conen D, Rodondi N, Müller A, Beer JH, Ammann P, Moschovitis G, et al. Relationships of overt and silent brain lesions with cognitive function in patients with atrial fibrillation. J Am Coll Cardiol 2019;73:989–999.
2. Friberg L, Andersson T, Rosenqvist M. Less dementia and stroke in low-risk patients with atrial fibrillation taking oral anticoagulation. Eur Heart J 2019;40:2327–2335.