Optimalisatie van apoB-waarde verbetert plaquestabilisatie na ACS

In een post-hocanalyse van HUYGENS onder statinebehandelde NSTEMI-patiënten die gedurende 52 weken evolocumab of placebo kregen, was het bereiken van de apoB-streefwaarde (<65 mg/dl) geassocieerd met coronaire-plaquestabilisatie bij beeldvormend onderzoek.

Deze samenvatting is gebaseerd op de publicatie van Fujino M, Di Giovanni G, Butters J, et al. - Achieved levels of apolipoprotein B and plaque composition after acute coronary syndromes: Insights from HUYGENS. Atherosclerosis. 2025 Feb 20;403:119145. doi: 10.1016/j.atherosclerosis.2025.119145.

Introductie en methoden

Achtergrond

Meting van de apoB-waarde kan de beoordeling van het residueel risico verbeteren bij patiënten met een voorgeschiedenis van HVZ die lipidenverlagende therapie krijgen [1,2]. De richtlijnen van de European Society of Cardiology (ESC) voor preventie van HVZ in de klinische praktijk bevelen apoB <65 mg/dl aan, in combinatie met het streven naar LDL-c <55 mg/dl [3]. Er is echter weinig kennis over of apoB bijdraagt aan het residueel risico dat gepaard gaat met kwetsbare plaqueafwijkingen bij patiënten met een ACS.

De HUYGENS-studie (High-Resolution Assessment of Coronary Plaques in a Global Evolocumab Randomized Study) liet zien dat evolocumab, naast statinetherapie, resulteerde in gunstige veranderingen die consistent waren met coronaire-plaquestabilisatie bij patiënten met NSTEMI, in vergelijking met placebo [4].

Doel van de studie

In een post-hocanalyse van de HUYGENS-studie onderzochten de auteurs de associatie tussen het bereiken van de apoB-streefwaarde en plaquestabilisatie bij patiënten die een ACS hadden doorgemaakt en die werden behandeld met evolocumab versus placebo in aanvulling op statinetherapie.

Methoden

De HUYGENS-studie was een internationale, multicentrische, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3-RCT waarin 164 patiënten die klinisch geïndiceerde coronaire angiografie ondergingen voor NSTEMI, met interventionele behandeling van de oorzakelijke plaque, werden gerandomiseerd naar subcutaan evolocumab 420 mg per maand of placebo gedurende 52 weken. Tot de inclusiecriteria behoorden angiografische stenose ≥20% in een niet-oorzakelijk bloedvat en een verhoogde LDL-c-waarde (afhankelijk van het gebruik van statinetherapie). Alle patiënten werden ingepland voor maximaal getolereerde statinetherapie. De deelnemers ondergingen optische coherentietomografie (OCT) in een niet-oorzakelijk vat bij aanvang van de studie en na 50 weken. Seriële OCT-scans en apoB-metingen waren beschikbaar voor 112 patiënten.

Belangrijkste resultaten

  • Patiënten die de door de ESC aanbevolen apoB-streefwaarde (<65 mg/dl) bereikten tijdens de follow-up (n=67; 59,8%), vertoonden een grotere gemiddelde ± SD toename van de minimale fibreuze-kapseldikte (fibrous cap thickness, FCT) vanaf de studieaanvang tot 50 weken dan degenen die de apoB-streefwaarde niet behaalden (n=45; 40,2%) (44,6 ± 36,0 vs. 24,9 ± 38,1 μm; P=0,007) en hadden een grotere kans op een toename van de minimale FCT (95,5% vs. 80,0%; P=0,002).
  • Patiënten die de apoB-streefwaarde bereikten, hadden ook een grotere gemiddelde ± SD afname van de lipidenboog tijdens de follow-up vergeleken met degenen die de streefwaarde niet haalden (-57,8 ± 52,8° vs. -27,0 ± 59,2°; P=0,005) en hadden een grotere kans op een afname van de lipidenboog (86,6% vs. 60,0%; P=0,001).
  • Van de 67 patiënten die de apoB-streefwaarde bereikten, hadden er 6 (9,0%) een fibroatheroom met dun kapsel (thin-cap fibroatheroma, TCFA) tijdens de follow-up, vergeleken met 18/45 patiënten (40,0%) die de streefwaarde niet bereikten (P<0,001).
  • Univariaatanalyse gaf aan dat het gebruik van evolocumab (OR: 0,33; 95%BI: 0,12-0,83; P=0,003) en het behalen van de apoB-streefwaarde (OR: 0,14; 95%BI: 0,05-0,38; P<0,001) geassocieerd waren met een lagere kans op de aanwezigheid van een TCFA tijdens de follow-up.
  • In multivariatenanalyse, gecorrigeerd voor leeftijd, vrouwelijk geslacht en bekende risicofactoren, was het behalen van de apoB-streefwaarde tijdens de follow-up geassocieerd met de afwezigheid van een TCFA tijdens de follow-up (OR: 0,15; 95%BI: 0,03-0,55; P=0,004).

Conclusie

In deze post-hocanalyse van de HUYGENS-studie onder NSTEMI-patiënten die gedurende 52 weken werden behandeld met evolocumab versus placebo, naast maximaal getolereerde statinetherapie, was het bereiken van de apoB-streefwaarde (<65 mg/dl) geassocieerd met coronaire-plaquestabilisatie, zoals aangetoond door een grotere toename van de minimale FCT en een grotere afname van de lipidenboog, in een niet-oorzakelijk vat. Patiënten die de apoB-streefwaarde bereikten, hadden minder kans op een TCFA tijdens de follow-up dan patiënten die de streefwaarde niet haalden. “Gezien de dynamische aard van het fibreuze kapsel en de lipidenkernen die zijn waargenomen bij patiënten na een ACS, benadrukken onze resultaten het mogelijk gunstige effect van onmiddellijke initiatie van een krachtige apoB-verlagende behandeling”, aldus de auteurs.

Vind dit artikel online op Atherosclerosis.

Referenties

  1. C. Kohli-Lynch, G. Thanassoulis, M. Pencina, et al., The causal-benefit model to prevent cardiovascular events, JACC (J. Am. Coll. Cardiol.): Advances 3 (2024).
  2. N.A. Marston, R.P. Giugliano, G.E.M. Melloni, et al., Association of apolipoprotein B-containing lipoproteins and risk of myocardial infarction in individuals with and without atherosclerosis: distinguishing between particle concentration, type, and content, JAMA Cardiol 7 (2022) 250–256.
  3. F.L.J. Visseren, F. Mach, Y.M. Smulders, et al., ESC Guidelines on cardiovascular disease prevention in clinical practice, Eur. Heart J. 42 (2021) 3227–3337, 2021.
  4. S.J. Nicholls, Y. Kataoka, S.E. Nissen, et al., Effect of evolocumab on coronary plaque phenotype and burden in statin-treated patients following myocardial infarction, JACC Cardiovasc Imaging 15 (2022) 1308–1321.
Registreren

We zijn blij te zien dat je geniet van CVGK…
maar wat dacht u van een meer gepersonaliseerde ervaring?

Registreer gratis