GLP-1 receptoragonist in combinatie met SGLT2-remmer beter dan monotherapie in diabetespatiënten
De combinatie van exenatide en dapagliflozine resulteerde in significant betere glycemische regulatie en afname in gewicht en SBP na 52 weken in volwassen T2DM patiënten, in vergelijking met monotherapie.
Safety and Efficacy of Exenatide Once Weekly Plus Dapagliflozin Once Daily Versus Exenatide or Dapagliflozin Alone in Patients With Type 2 Diabetes Inadequately Controlled With Metformin Monotherapy: 52-Week Results of the DURATION-8 Randomized Controlled TrialLiteratuur - Jabbour SA, Frias JP, Hardy E et al. - Diabetes Care 2018; published online ahead of print
Introductie en methoden
Medische richtlijnen bevelen combinaties van glucose-verlagende middelen met verschillende werkingsmechanismen aan, voor de behandeling van type 2 diabetes (T2DM) [1-3]. DURATION-8, een multicenter, dubbelblinde, gerandomiseerde, fase 3 trial onderzocht de effecten van de combinatietherapie van exenatide en dapagliflozine in 695 volwassen T2DM patiënten met metforminetherapie (≥1,500 mg/dag) en slechte glycemische regulatie, gedefinieerd als geglyceerd hemoglobine (HbA1c) tussen 8,0-12,0% [4]. Exenatide is een glucagon-like peptide 1 receptor agonist (GLP-1RA), die eenmaal per week (2 mg) onderhuids wordt toegediend, en dapagliflozine is een sodium-glucose cotransporter 2 (SGLT2)-remmer, die dagelijks in tabletten van 10 mg wordt ingenomen. Na 28 weken behandeling resulteerde de combinatietherapie in significant grotere verbeteringen in glycemische regulatie, gewicht en systolische bloeddruk (SBP), in vergelijking met alleen exenatide of dapagliflozine.
In deze analyse van de verlenging van de eerste 24 weken van DURATION-8, waarin patiënten hun gerandomiseerde behandeling bleven ontvangen, werd de duurzaamheid van effectiviteit en veiligheid van exenatide en dapaglflozine na 52 weken therapie geëvalueerd.
De primaire uitkomst van de DURATION-8 studie was de verandering in HbA1c van baseline tot week 28. Na 52 weken waren alle eindpunten exploratief, waaronder verandering van baseline in HbA1c, nuchtere plasma glucose (FPG), 2u postprandiale glucose (PPG) gedurende een gestandaardiseerde vloeibare maaltijd test, verandering in zelfgemeten bloedglucose op 6 momenten, aantal patiënten met behaalde glycemische doelen (HbA1c <7,0% or ≤6,5%), verandering van verschillende CV risicofactoren, waaronder SBP na baseline, en het aantal patiënten met gewichtsverlies van ≥5%.
Belangrijkste resultaten
- Na 52 weken waren de gemiddelde HbA1c afnames vanaf baseline 1,75% (SD: 0,10) in de combinatietherapie-groep, 1,38% (SD: 0,10) in de exenatide-groep, en 1,23% (SD: 0,10) in de dapagliflozine-groep (verschil tussen groepen met 95%CI: vs exenatide -0,37 (-0,64 tot -0,11); P=0,006 en vs dapagliflozine -0,52 (-0,79 tot -0,26); P<0,001).
- Na 52 weken was het gemiddelde HbA1c 6,87% in de combinatietherapie-groep, 7,21% in de exenatide-groep en 7,36% in de dapagliflozine-groep.
- Na 52 weken was een HbA1 doel van <7,0% bereikt in 37,7% van patiënten in de combinatietherapie-groep, 30,0% in de exenatide-groep en 16,5% van de patiënten in de dapagliflozine-groep, terwijl een HbA1c doel van ≤6,5% was bereikt in 26,3% van patiënten in de combinatietherapie-groep, in 17,2% van patiënten in de exenatide-groep, en in 8,7% van patiënten in de dapagliflozine-groep.
- Na 52 weken werden significant grotere gemiddelde reducties in FPG, 2u PPG, en in gemiddelde zelfgemeten bloedglucoseconcentraties op 6 momenten gezien in de combinatietherapie-groep, in vergelijking met de exenatide- of dapagliflozine-groep.
- Na 52 weken behaalde 30,7% (24,7–36,7%) van patiënten in de combinatietherapie-groep, 14,1% (9,6–18,6%) van patiënten in de exenatide-groep, en in 21,3% (16,0–26,6%) van de dapagliflozine-groep gewichtsverlies van ≥5% (verschil tussen groepen: vs exenatide 16,6; P<0,001, vs dapagliflozine 9,4; P=0,022).
- Na 52 weken werden grotere gemiddelde reducties in SBP gezien in de combinatietherapie-groep (-4,5 [SD: 0,8]), in vergelijking met de exenatide- (-0,7 [SD: 0,9]) of dapagliflozine-groep (-2,7 [SD: 0,8]) (verschil tussen groepen: vs exenatide -3,9 (-6,1 tot -1,7); P<0,001, vs dapagliflozine -1,8 (-3,9 tot 0,3); P=0,100), terwijl er geen significante verschillen in diastolische bloeddruk, taille-omtrek, en nuchtere cholesterolwaarden tussen groepen waren.
- Combinatietherapie werd goed verdragen en onder alle behandelgroepen ervaarden vergelijkbare aantallen patiënten milde of matige bijeffecten na 52 weken.
Conclusie
De combinatie van exenatide en dapagliflozine resulteerde in significant grotere reducties in parameters van glycemische regulatie, lichaamsgewicht, en SBP na 52 weken in volwassen T2DM patiënten met metforminetherapie en slechte glycemische regulatie, in vergelijking met losstaande medicatie, en deze combinatietherapie werd goed verdragen.
Referenties
1. Inzucchi SE, Bergenstal RM, Buse JB, et al. Management of hyperglycemia in type 2 diabetes, 2015: a patient-centered approach: update to a position statement of the American Diabetes Association and the European Association for the Study of Diabetes. Diabetes Care 2015;38:140–149
2. Garber AJ, Abrahamson MJ, Barzilay JI, et al. Consensus statement by the American Association of Clinical Endocrinologists and American College of Endocrinology on the comprehensive type 2 diabetes management algorithm –2017 executive summary. Endocr Pract 2017;23:207–238
3. American Diabetes Association. Pharmacologic approaches to glycemic treatment. Sec. 8. In Standards of Medical Care in Diabetesd2018. Diabetes Care 2018;41(Suppl. 1):S73–S85
4. 10. Frıas JP, Guja C, Hardy E, et al. Exenatide once weekly plus dapagliflozin once daily versus exenatide or dapagliflozin alone in patients with type 2 diabetes inadequately controlled with metformin monotherapy (DURATION-8): a 28 week, multicentre, double-blind, phase 3, randomised controlled trial. Lancet Diabetes Endocrinol 2016;4:1004–1016