Glucocorticoïden verminderen risico op pericardiale constrictie bij tuberculeuze pericarditis
ESC - Barcelona, 2014
Nieuws - 2 sep. 2014
IMPI Steroid Study: A Trial of Adjunctive Prednisolone in Tuberculous Pericarditis
Gepresenteerd op het ESC Congres 2014 door: Bongani M. Mayosi (Capetown, South Africa)Achtergrond
Tuberculeuze pericarditis is een veel voorkomende aandoening in Afrika en delen van Azië. Het is geassocieerd met hoge morbiditeit en mortaliteit, zelfs wanneer de tuberculose wordt behandeld. Vaak zijn patiënten met pericarditis ook besmet met het humane immunodeficiëntievirus (HIV).Het gebruik van glucocorticoïden om de inflammatoire respons te verminderen zou uitkomsten kunnen verbeteren en het risico op sterfte kunnen verlagen door cardiale tamponnade en pericardiale constrictie te verminderen.
Er zijn conflicterende aanwijzingen ten aanzien van het voordeel van behandeling met glucocorticoïden van tuberculeuze pericarditis. De IMPI Steroid studie testte de hypothese dat aanvullende prednisolon therapie heeft een netto voordeel in patiënten met tuberculeuze pericarditis en HIV.
Bovendien werd hitte-geïnactiveerd Mycobacterium indicus pranii immunotherapie getest in deze patiëntengroep, omdat het mogelijk de inflammatie geassocieerd met tuberculose verminder, en CD4+-celcount kan vergroten bij HIV-besmette personen. De Investigation of the Management of Pericarditis (IMPI) trial evalueerde de effectiviteit en veiligheid van aanvullende prednisolon- en M. indicus pranii in patiënten in Afrika met tuberculeuze pericarditis. 1400 patiënten (67.1% waren HIV-positief) uit 8 landen werden gerandomiseerd naar 6 weken prednisolon of placebo, en vervolgens ontvingen zij ofwel 5 doseringen van Mycobacterium-W, ofwel placebo. Het testen van Mycobacterium-W werd vervroegd gestaakt wegens futiliteit.
Belangrijkste resultaten
- Het primaire effectiviteitseindpunt van sterfte, cardiale tamponnade of constrictieve pericarditis verschilde niet na een mediane follow-up van 600 dagen (14.33 vs. 15.05 per 100 persoonsjaren (PY) na respectievelijk prednisolon en plabeco, HR: 0.95, P=0.61).
- Analyse van de componenten van het primaire effectiviteitseindpunt leerde dat de frequentie van constrictieve pericarditis lager was in prednisolon-behandelde patiënten (2.57 vs. 4.74 per 100 PY, HR: 0.54, P=0.05) en dientengevolge ook de frequentie van ziekenhuisopnames (13.25 vs. 16.72 per 100 PY, HR: 0.79,P =0.04).
- Een secundair eindpunt was het optreden van opportunistische infecties, hetgeen niet werd beïnvloed door prednisolonbehandeling, met uitzondering van een toename van prednisolon-gerelateerde candidiasis.
- Er was een duidelijke toename van maligniteiten in HIV-positieve individuen in de prednisolongroep, ten opzichte van de placebogroep (0.64 vs. 0.08 per 100 PY, HR: 7.98, P=002).
- Ook behandeling met M. indicus pranii was geassocieerd met een hogere kans op maligniteiten (1.8 vs. 0.5 per 100 PY, HR: 3.69, P=0.03).
Conclusie
Aanvullende therapie met prednisolon voor 6 weken en M. indicus pranii voor 3 maanden had geen significant effect op het gecombineerde eindpunt van sterfte, cardiale tamponnade waarvoor pericardiocentese nodig is en constrictieve pericarditis. Beide behandelingen waren geassocieerd met een hoger aantal maligniteiten in HIV-positieve patiënten. Het gebruik van aanvullende glucocorticoïdtherapie verlaagde de incidentie van pericardiale constrictie echter wel, en daardoor van ziekenhuisopnames, zowel in HIV-negatieve en in HIV-positieve patiënten.Deze indrukwekkende Afrikaanse gecontroleerde studie leert dat glucocorticoïden moeten worden vermeden in patiënten met tuberculeuze pericarditis die HIV-positief zijn.
Dit onderzoek werd gepubliceerd in NEJM
- Onze berichtgeving is gebaseerd op de op het ESC congres verstrekte informatie –
Het ESC Journaal 2014 is mede mogelijk gemaakt door een unrestricted educational grant van MSD.
3 minuten educatie • 2-9-2014, ESC - Barcelona, 2014, Bongani M. Mayosi
Deel deze pagina met collega's en vrienden: