De SGLT2-remmer empagliflozine verlaagt het risico op cardiovasculaire sterfte of eerste ziekenhuisopname vanwege HF bij patiënten met HF en een LVEF >40%, vergeleken met placebo. Onduidelijk is of dit effect wordt beïnvloed door de SBD.
Deze gepoolde analyse van de DAPA-HF- en DELIVER-trials toonde een 14% lager risico op cardiovasculaire sterfte met dapagliflozine versus placebo, ongeacht de LVEF, vooral door een lagere, zij het niet-significante, incidentie van plotselinge en HF-gerelateerde sterfte.
Wanneer op de SEH een risicostratificatie-methode werd gebruikt om te beslissen of patiënten met acuut HF werden ontslagen of opgenomen, was het risico op totale sterfte of ziekenhuisopname vanwege cardiovasculaire oorzaken lager dan met de gebruikelijke zorg.
Een vooraf gespecificeerde analyse van de DELIVER-studie toonde een vroege (<2 weken) en aanhoudende (>2 jaar) vermindering van CV-sterfte of HF-verslechtering met dapagliflozine vergeleken met placebo bij patiënten met HFmrEF of HFpEF.
Een analyse waarin data van de PARADIGM-HF-studie werden gebruikt toonde dat de NYHA-classificatie een onvolledige voorspeller is van cardiovasculaire uitkomsten bij patiënten met HF. “Het gebruik ervan als belangrijkste criterium voor behandelingskeuze moet in twijfel worden getrokken”, aldus de auteurs.
De EMPEROR-Preserved-trial toonde aan dat empagliflozine het risico op CV sterfte of ziekenhuisopname voor HF verlaagde bij patiënten met HF en LVEF >40%. Het is echter onbekend of het effect van empagliflozine verschilt tussen patiënten met HFmrEF en patiënten met HFpEF. Deze subgroepanalyse van de EMPEROR-Preserved-trial biedt meer duidelijkheid.
In deze e-learning leren deelnemers over gebruik van SGLT2-remmers bij hartfalen en over de praktische implementatie van nieuwe richtlijnen. Registratie (gratis) is vereist om in te schrijven voor deze cursus.
Bij patiënten met HFmrEF of HFpEF werden de werkzaamheid en veiligheid van dapagliflozine niet beïnvloed door achtergrondbehandeling met een MRA of ARNI, zo blijkt uit een vooraf gespecificeerde analyse van de DELIVER-studie.
Dr. Kevin Damman vertelt over therapie bij acuut gedecompenseerd HF en bespreekt de ADVOR-studie die liet zien dat combinatietherapie met lisdiuretica en acetazolamide leidt tot betere decongestie.
Ongeacht een voorgeschiedenis van ASCVD verminderde finerenon het risico op cardiovasculaire events en CNS-progressie bij patiënten met DM2 en CNS vergeleken met placebo, zo laat een FIDELITY-subgroepanalyse zien.
Een Noors nationaal cohortonderzoek liet zien dat bij nieuw gediagnosticeerde HF-patiënten de 1-jaarsadherentie aan duale en triple HF-therapie laag was en dat de persistentie in jaar 2-5 onvoldoende was.
Finerenon, een niet-steroïde MRA, is goedgekeurd voor de behandeling van CNS bij volwassenen met DM2. Eerder liet de FIDELITY-studie zien dat finerenon de cardiorenale uitkomsten verbetert bij deze patiënten. Maar geldt dit ook voor HF-gerelateerde uitkomsten?