Identificatie van parameters gelinkt aan plaque-erosie in STEMI en NSTE-ACS
Clinical and Laboratory Predictors for Plaque Erosion in Patients With Acute Coronary Syndromes
Introductie en methoden
In ongeveer 25-40% van de acuut coronairsyndromen (ACS) lijkt plaque-erosie verantwoordelijk [1-3]. In alle, behalve laag-risico, subgroepen wordt een vroege invasieve strategie aanbevolen [4,5], wat doorgaans leidt tot implantatie van een coronaire stent.
Recente studies suggereren dat ACS patiënten met plaque-erosie conservatief behandeld zouden kunnen worden zonder stentplaatsing [6-8]. Plaque-erosie kan zichtbaar gemaakt worden met intracoronaire optische coherentie tomografie (OCT). Demografische eigenschappen die specifiek zouden kunnen zijn voor patiënten met plaque-erosie, waardoor invasieve ingrepen vermeden zouden kunnen worden, zijn niet bekend. Deze studie beoogde daarom om voorspellers voor plaque-erosie te identificeren in patiënten met ACS.
Dit is een studie in een nieuwe longitudinaal internationaal register dat opeenvolgende patiënten met ACS includeerde bij wie OCT beeldvorming van de culpritlesie was gedaan. ACS werd gezien als ST-segment-elevatie myocardinfarct (STEMI), NSTE-ACS (waaronder NSTEMI en instabiele angina pectoris). 1241 Patiënten werden geïncludeerd in de uiteindelijke cross-sectionele analyse. Op basis van de OCT analyse, werd plaquetype in de culpritlesie ingedeeld als:
- plaqueruptuur: aanwezigheid van onderbreking van de fibreuze cap met een doorgang tussen het lumen en de kern van de plaque of met holtevorming in de plaque,
- plaque-erosie: aanwezigheid van de vastgehechte trombus die over een intacte en gevisualiseerde plaque ligt, onregelmatigheid van het luminale oppervlak bij de culpritlesie in afwezigheid van trombus, of afvlakking van de onderliggende plaque door trombus zonder oppervlakkige lipiden of calcificatie direct proximaal of distaal van de trombuslocatie,
- gecalcificeerde plaque: aanwezigheid van oppervlakkige calcium op de culpritlocatie zonder bewijs voor geruptureerde lipidenplaque.
Belangrijkste resultaten
- 607 Patiënten (48.9%) hadden plaqueruptuur, 477 (38.4%) plaque-erosie, en 157 (12.7%) gecalcificeerde plaque. Van 648 STEMI patiënten hadden 59.4% plaqueruptuur en 29.8% plaque-erosie. In 593 NSTE-ACS patiënten hadden 37.4% plaqueruptur en 47.9% erosie.
De volgende voorspellers van plaque-erosie werden geïdentificeerd:
- Leeftijd < 68 jaar: OR: 1.56, 95%CI: 1.16-2.09, P=0.003
- Anterieure ischemie: OR: 1.41, 95%CI: 1.06-1.86, P=0.02
- Geen diabetes mellitus: OR: 1.47, 95%CI: 1.08-2.01, P=0.01
- Hemoglobine >15.0 g/dL: OR: 1.48, 95%CI: 1.09-2.01, P=0.01
- Normale nierfunctie: OR: 1.97, 95%CI: 1.32-2.95, P=0.0009
Wanneer alle vijf parameters aanwezig zijn in NSTE-ACS patiënten, stijgt de waarschijnlijkheid van plaque-erosie tot 73.1%, met OR: 3.40 (95%CI: 1.39-8.29, P=0.007).
Conclusie
Deze internationale studie in meer dan 1200 patiënten met STEMI of NSTE-ACS, vond dat plaque-erosie vaker voorkwam in NSTE-ACS dan in STEMI. Leeftijd <68, anterieure ischemie, geen diabetes, hemoglobine >15.0 g/dL en normale nierfunctie waren geassocieerd met plaque-erosie. Wanneer alle vijf aspecten tegelijk aanwezig zijn, nam de waarschijnlijkheid van erosie toe tot 73%. Deze data doen vermoeden dat plaque-erosie een andere pathobiologie heeft dan plaqueruptuur. Gebruik van de geïdentificeerde parameters moet worden geëvalueerd in grootschalige prospectieve klinische studies.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: