Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Thiazide of thiazide-achtige diuretica superieur aan ACEi als eerste monotherapie in hypertensie

Comprehensive comparative effectiveness and safety of first-line antihypertensive drug classes: a systematic, multinational, large-scale analysis

Literatuur - Suchard MA, Schuemie MJ, Krumholz HM et al. - The Lancet 2019, https://doi.org/10.1016/ S0140-6736(19)32461-4

Introductie en methoden

Er is onzekerheid over welk specifiek eerstelijnsmiddel te gebruiken voor starten met therapie in hypertensie. De 2017 American College of Cardiology/American Heart Association (ACC/AHA) Blood Pressure Treatment Guidelines bevelen elk van de volgende middelen aan: thiazide of thiazide-achtige diuretica, angiotensine-converting enzym remmers, angiotensine receptor blokkers, of calciumkanaalblokkers, tenzij gecontra-indiceerd. De 2018 European Society of Cardiology/European Society of Hypertension (ESC/ESH) Guidelines includeren nog bètablokkers [2]. Tot zo ver zijn vergelijkingen van effectiviteit van dagelijkse antihypertensiva in de dagelijkse praktijk wat betreft klinische uitkomsten en veiligheidscompromissen onbekend.

De open-science, large-scale evidence generation and evaluation across a network of databases for hypertension (LEGEND-HTN) studie werd uitgevoerd om standaard antihypertensiva te vergelijken door een systematisch, grootschalige analyse met gebruik van negen observationele databases van de Observational Health Data Science and Informatics (OHDSI) distributed data network [1], die data van patiëntendossiers omvat van 4,893,591 patiënten. Resultaten werden gerapporteerd van vergelijkingen van monotherapie medicijnklassen van databronnen tot november 2019, die patiëntendata omvatten van juli 1996 tot maart 2018. Binnen iedere databasebron werd een retrospectief, vergelijkend nieuwe-gebruiker cohortdesign gebruikt [2,3]. Patiënten werden beschouwd als nieuwe gebruikers als hun eerste geobserveerde behandeling voor hypertensie monotherapie was met een van de vijf medicijnklassen: thiazide of thiazide-achtige diuretica, ACEi, ARBs, dihydropyridine calciumkanaalblokkers, of niet-dihydropyridine calciumkanaalblokkers. Er waren 55 uitkomsten van interesse, met de drie primaire uitkomsten acuut MI, ziekenhuisopname voor HF en beroerte en de zes secundaire uitkomsten CV events, ischemische beroerte, hemorragische beroerte, HF, plotselinge hartdood, en onstabiele angina. Veiligheidsuitkomsten bestonden uit 46 eindpunten. In totaal werden er 22.000 HRs gegenereerd. De analyse adresseerde residuele confounding, publicatiebias en p-hacking door gebruik van grootschalige propensity correctie, een grootschalig aantal van controle uitkomsten en volledige vermeldingen van hypotheses die getest werden. Mediane follow-up was >2 jaar voor de meeste databases.

Belangrijkste resultaten

Conclusie

In dit uitgebreide raamwerk van real-world bewijsvoering met gebruik van data van miljoenen patiënten, toonden de meeste vergelijkingen van effectiviteit van starten met monotherapieën voor hypertensie geen verschillen tussen klassen. De uitzonderingen zijn dat patiënten die starten op thiazide of thiazide-achtige diuretica ene lager risico op acuut MI, ziekenhuisopname voor HF en beroerte hadden in vergelijking met ACEi en patiënten die behandeling begonnen met een niet-dihydropyridine calciumkanaalblokker hadden een significant hoger risico op effectiviteitsuitkomsten in vergelijking met alle andere keuzes voor klassen.

Referenties

Toon referenties

Vind dit artikel online op The Lancet

Deel deze pagina met collega's en vrienden: