Hoog risico op slechte uitkomsten bij patiënten met HF en ziekenhuisopname vanwege COVID-19
Prognostic Impact of Prior Heart Failure in Patients Hospitalized With COVID-19
Introductie en methoden
Van alle patiënten die zijn opgenomen met COVID-19 hebben diegenen met een voorgeschiedenis van HF het hoogste risico op complicaties als gevolg van onderliggende comorbiditeiten zoals kwetsbaarheid en nierdysfunctie [1]. Toch zijn klinische data over het verloop en uitkomsten bij deze patiënten beperkt [2-5]. Ook is het onbekend of het klinisch verloop verschilt volgens LVEF of behandeling met RAAS remmers.
Deze studie evalueerde de elektronische medische dossiers van patiënten met COVID-19 met en zonder een voorgeschiedenis van HF en onderzocht retrospectief het klinische profiel, verloop in het ziekenhuis en de bijbehorende uitkomsten.
De cohortstudie verzamelde gegevens van patiënten (≥ 18 jaar, n=6439) die van 27 februari 2020 tot 26 juni 2020 werden opgenomen in één van de vijf Mount Sinai Healthcare System ziekenhuizen in New York City vanwege COVID-19. Patiënten met een voorgeschiedenis van HF werden gestratificeerd voor LVEF: HFrEF (LVEF ≤40%, n=128), HFmrEF (LVEF 41-49%, n=44)en HFpEF (LVEF ≥50%, n=250). Demografie, laboratoriumuitslagen, ziektediagnose, comorbiditeiten en uitkomsten werden verzameld. De uitkomsten omvatten ziekenhuismortaliteit, behoefte aan IC zorg, intubatie met mechanische ventilatie, verblijfsduur, en ziekenhuisontslag. Patiënten werden gevolgd tot 18 juli 2020.
Belangrijkste resultaten
- 6459 Patiënten werden met COVID-19 opgenomen, waarvan 422 (6.6%) een HF voorgeschiedenis had.
- De mediane verblijfsduur bij patiënten met HF was langer in vergelijking met de verblijfsduur voor het totale cohort (8 dagen, IQR: 4-13 dagen vs. 6 dagen, IQR 3-12 dagen, P<0.001).
- Patiënten met HF en een ziekenhuisopname voor COVID-19 hadden vaker IC-zorg (OR 1.52, 95% CI: 1.20-1.92, P=0.001) en intubatie met mechanische ventilatie (OR 2.18, 95% CI: 1.71-2.77, P<0.001) nodig in vergelijking met patiënten zonder HF.
- Het mortaliteitsrisico was twee keer zo hoog in patiënten met HF in vergelijking met diegenen zonder HF (OR 2.02, 95% CI; 1.65-2.48, P<0.001).
- Na correcties voor relevante variabelen bleef een voorgeschiedenis van HF een onafhankelijk risicofactor voor IC zorgbehoefte (aOR 1.71, 95% CI: 2.56-5.16, P<0.001), intubatie met mechanische ventilatie (aOR 3.64; 95% CI: 2.56-5.16, P<0.001) en ziekenhuissterfte (aOR 1.88, 95% CI: 1.27-2.78, P=0.002) ten opzichte van patiënten zonder een voorgeschiedenis van HF.
- Cardiogene shock trad vaker op bij patiënten met HFrEF in vergelijking met patiënten met HFmrEF of HFpEF (respectievelijk 7.8% vs. 2.3% of 2.0%, P=0.019).
- Ook lag het percentage heropnames in een ziekenhuis binnen 30 dagen als gevolg van HF-gerelateerde oorzaken hoger bij patiënten met HFrEF in vergelijking met patiënten met HFmrEF of HFpEF (respectievelijk 47% vs. 0% of 8.6%).
- De uitkomsten van patiënten in de HF groep waren onafhankelijk van LVEF of RAAS remmer.
Conclusie
Patiënten met een voorgeschiedenis van HF die werden opgenomen in het ziekenhuis vanwege COVID-19 hadden een verhoogd risico op behoefte aan IC zorg, intubatie met mechanische ventilatie, en ziekenhuissterfte in vergelijking met patiënten zonder HF, onafhankelijk van LVEF of RAAS remmer behandeling.
Deel deze pagina met collega's en vrienden: