Cardiovasculaire Geneeskunde.nl

Impressie | Antistollingszorg in beweging

5 november 2019 - Dr. Sjef van de Leur

Dr. Sjef van de Leur besprak de toekomst van de VKA-zorg in Nederland. Door de sterke afname in VKA gebruik moet de organisatie van VKA zorg herzien worden. Van de Leur ging in op de verschillende opties voor antistollingszorg in de toekomst.

De eerste trombosedienst werd in 1947 opgericht in Utrecht. In 1971 werd de Federatie van Nederlandse Trombosediensten (FNT) opgericht als branchevereniging van Nederlandse trombosediensten. Intussen heeft de FNT 45 leden die verschillend georganiseerd zijn; verbonden aan een eerstelijnslaboratorium , aan een ziekenhuis, of zelfstandig.

De VKA-zorg is in Nederland zeer goed georganiseerd, zo goed zelfs dat dit tot een remmende voorsprong geleid heeft. Tot nog toe was de het werk van de trombosedienst beperkt tot poliklinische VKA-zorg. Inmiddels is er een toenemende vraag naar ketenzorg en een sterke afname van VKA-gebruik. Daarom zal de VKA-zorg in de nabije toekomst anders georganiseerd moeten worden. FNT heeft ervoor gekozen geen rol te spelen bij overige antistollingsmedicatie. Dit roept de vraag op wat er nu moet gebeuren: wiens zorg moet de VKA-zorg zijn?

Van de Leur ziet vier opties voor herziene organisatie van VKA-zorg: De eerste is dat trombosediensten op gaan in grotere regio’s. De tweede optie is zelfregie, waarbij de patiënt zelf de INR meet. De apparatuur is hiervoor beschikbaar. De derde optie is integrale zorg in de eerste lijn met ondersteuning van een trombosedienst. Van de Leur verwees hierbij naar de ALL-IN studie die eerder op de dag gepresenteerd werd door Carline van den Dries. De laatste optie is om de VKA-zorg onder te brengen in de thuiszorg. De verpleegkundige van de thuiszorg zou in dit geval de patiënt prikken en de dosering aanpassen; een persoonsgerichte benadering met zorg op maat

Van de Leur liet zien dat de meeste VKA-patiënten in de leeftijdscategorie van 80-89 jaar vallen. VKA-zorg is dus in veel gevallen ouderenzorg. De aanwas van jongere patiënten is klein, hoewel ook voor DOACs geldt dat dit grotendeels ouderen betreft.

Denkend aan de toekomst, merkte Van de Leur op dat we niet alleen moeten denken in termen van eerste- en tweedelijnszorg, maar vooral ook over eenvoudige en complexe zorg. Eenvoudige zorg kan in groot volume geboden worden; er moet bedacht worden waar dit georganiseerd kan worden. Waarschijnlijk is scholing aan de patiënt, de eerste lijn én de thuiszorg hiervoor van belang. Voor het kleine deel complexe zorg zijn waarschijnlijk medisch specialisten nodig; wellicht in academische of de grotere perifere ziekenhuizen. Naast complexiteit in de zorg is er ook complexiteit in de keten. Veel verschillende disciplines spelen een rol in de huidige VKA zorg, hierbij zijn de verantwoordelijkheden niet altijd duidelijk. Informatie-uitwisseling en communicatie tussen de verschillende VKA zorggevers is belangrijk, maar een eenduidige monitoring en registratie ontbreekt. Hij vindt dat de verschillende disciplines elkaar meer zouden moeten vinden voor samenwerking.

Van de Leur ziet de toekomst van de antistollingszorg als volgt: als ketenzorg met zorg voor alle antistollingsmedicaties. Hij denkt dat er niet zo zeer verbinding moet zijn tussen de eerste en tweede lijn, maar eerder tussen eenvoudige en complexe zorg. De vraag is alleen wie de regie gaat voeren. Van de Leur adviseert om één expertisecentrum per regio aan te wijzen. Voorschrijvers moeten zich verenigen en gebruik maken van de expertise en de trombosedienst laten aansluiten bij overleg. Beide partijen hebben elkaar nodig.

Bekijk de video. Lees het volledige verslag van de Nationale Antistollingsdag 2019.

Deel deze pagina met collega's en vrienden: